vrijdag 18 september 2009

Migratie en de verzorgingsstaat (I)

Het idee om de institutionele vormgeving van de samenleving te zien als een soort van sociaal contract is niet nieuw. Dat geldt ook voor de Nederlandse verzorgingsstaat. Het sociale contract tussen de deelnemers houdt stand zolang iedereen zijn/haar rechten en plichten nakomt. Daarom zijn migratie en een vrije toegang tot de verzorgingsstaat onverenigbaar. De Amerikaanse econoom Milton Friedman trok deze conclusie decennia geleden al.

Royale verzorgingsstaten houden stand als zij een breed draagvlak onder de bevolking kennen. Reden waarom in Nederland de werknemersverzekeringen ook de middeninkomens een goed inkomensalternatief bieden. Als er één groep is die steeds de rekening krijgt gepresenteerd, dan houdt het snel op met de bereidheid degenen te financieren die een hoog risico hebben en frequent een beroep doen op inkomensondersteuning van overheidswege. Draagvlak zorgt er niet alleen voor dat mensen bereid zijn om mee te betalen, het bevordert ook het besef om het beroep van jezelf en van anderen te beperken tot dat wat noodzakelijk is. Als noden een gezicht krijgen, zijn mensen veel sneller bereid de buidel te trekken en dat geldt ook als de perceptie overheerst dat de noden echt zijn en gelenigd moeten worden. Tegelijkertijd was in de relatief gesloten gemeenschappen in grote delen van Scandinavië en in de jaren zestig ook in Nederland misbruik om dezelfde reden niet of nauwelijks een probleem. In feite geldt dat voor alle regels: er moet een bepaald minimum zijn aan draagvlak en beperkt misbruik (n.b. paradoxaal genoeg hebben ook de overtreders daar baat bij!). Zie hier het sociaal contract van de verzorgingsstaat.

Als steeds meer mensen een beroep doen op de arrangementen van de verzorgingsstaat, dan stijgen de lasten die worden omgeslagen over de werkenden en is de verhouding tussen bijdragen en uitnames niet evenwichtig meer. Aangezien we uit de economische theorie weten dat deze lasten uiteindelijk gedragen worden door de meest immobiele productiefactor, te weten arbeid, dan nemen de loonkosten dus toe. Dit proces kan een vliegwieleffect in gang zetten als de gestegen loonkosten tot nieuwe ontslagen leiden, waarvan de uitkeringen door nieuwe premiestijgingen worden gefinancierd.

Het systeem kan onder druk komen te staan als massaal mensen van buiten de grenzen instromen en een (relatief groot) beroep doen op uitkeringen. Ook dan stijgen de lasten en gaat dit juist ten koste van de werkgelegenheid. In het geval van de Europese verzorgingsstaten komen daar nog twee immigratiespecifieke problemen bij die bijdragen aan een, vaak langdurig verblijf in een uitkering:
1. Elk type staat trekt zijn eigen migranten. Dit werd al enige decennia geleden opgemerkt door de naar de VS gevluchte Cubaanse econoom Borjas, wiens stelling door later empirisch onderzoek keer op keer is bevestigd. De intuïtie is simpel. In de VS kun je als migrant hooguit terugvallen op je familie, maar in de meeste gevallen moet je meteen hard aan de slag om in je eigen levensonderhoud te voorzien. Het zijn dan ook de meer ondernemende types met vertrouwen in eigen kunnen die opteren voor migratie naar een land als de VS of een ander land zonder wijd verbreide verzorgingsstaat. In Europa volstaat het dat één familielid, meestal een jongeman in de bloei van zijn leven, een voet tussen de deur wrikt. Hij laat vervolgens via gezinsvorming of –hereniging familieleden overkomen zonder noodzakelijkerwijs over voldoende eigen inkomsten te beschikken. Veel Afrikanen zien het verwerven van een tijdelijke of permanente Europese verblijfsstatus dan ook als het winnend lot in een loterij, met indien nodig meerdere trekkingsronden.
2. Het voorgaande neemt niet weg dat ook de EU wel degelijk gemotiveerde migranten weet te trekken. De verzorgingsstaat werpt echter allerlei barrières op om aan de slag te komen. Hoge wettelijke minimumlonen zorgen ervoor dat iemand een behoorlijke productiviteit moet kunnen leveren om legaal werk te kunnen verrichten, terwijl hij aanvankelijk de taal niet spreekt en over de vereiste diploma’s beschikt. De hoge belasting- en premiedruk verhogen de loonkosten voor werkgevers nog meer en verkleinen de kans om te worden aangenomen. Hoge minimumuitkeringsregelingen die voor iedere burger toegankelijk zijn, aangevuld met inkomensafhankelijk regelingen als in Nederland de huurtoeslag en allerlei kindregelingen, bieden geen financiële stimulans om aan de slag te gaan en zeker niet als al één iemand in het gezin een laagbetaalde baan heeft.

Open grenzen en een genereuze en vrij toegankelijke verzorgingsstaat gaan dus niet samen. Reden waarom vakbonden in het verleden vaak niet erg pro-migratie waren, mede vanwege het potentieel drukkend effect van migranten op de lonen. Maar ook in de huidige situatie waarin de grenzen niet volledig open staan en de toegang tot de arrangementen van de verzorgingsstaat met het nodige plakwerk getracht wordt enigszins af te dichten, kunnen de kosten hoog oplopen. Het kabinet is echter niet bereid de kosten van migratie uit te rekenen. Op basis van de voorgaande analyse zou het dat wel moeten doen. Niet alleen omdat de migratie is begonnen met, en ook werd gerechtvaardigd door, arbeidsmigranten, maar ook omdat dat soort sommen nodig is voor het beoordelen van de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en op grond daarvan gerechtvaardigde maatregelen. Waarmee moeten we anders de verhoging van de AOW-leeftijd vergelijken? Een mogelijk alternatief hiervoor is het beperken van de toegang tot de sociale zekerheid voor migranten,, via b.v. een opbouwstelsel.

Hoe nu verder? Het bestaande sociaal contract voldoet niet meer, omdat het evenwicht tussen rechten en plichten en bijdragen en beroep uit het lood is geslagen. De volgende keer gaat het over mogelijke oplossingen hiervoor.

Reactie in ESB

In het vandaag verschenen nummer van het economenblad Economisch Statistische Berichten reageren Rob Wouters en Nico Gerritsen op een eerder gepubliceerd artikel van Paul de Beer over door hem verwachte langdurig hoge werkloosheid. Zie http://esbonline.sdu.nl/.