maandag 24 februari 2014

WRR gaat de mist in met migratie

De Amerikaanse econoom Milton Friedman heeft het punt op overtuigende wijze gemaakt: open grenzen en een royale verzorgingsstaat gaan niet samen. Helaas wordt deze les keer op keer vergeten. Onlangs weer door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

 De WRR publiceerde een zgn. policy brief over het “in betere banen leiden” van Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigratie. Vorig jaar verscheen een uitgebreider rapport van de WRR over arbeidsmigratie onder de titel In betere banen. Beide publicaties bewijzen alleen lippendienst aan de negatieve kanten van arbeidsmigratie. Een paar citaten:
“Een tijdelijke migrant levert de schatkist jaarlijks netto 1800 euro op”

 “Europese migranten vertrekken niet naar een land om gebruik te maken van de verzorgingsstaat, ze komen vooral om te werken”
Beide publicaties komen met degelijke studies die deze conclusies met empirisch materiaal onderbouwen. De duivel zit echter in de details. In het eerste zinnetje is het woordje ‘tijdelijk’ cruciaal. Een tijdelijke migrant die alleen komt werken en bij verlies van zijn baan weer vertrekt, levert de overheid allicht geld op. Dit effect is in diverse studies vastgesteld, die beide WRR-publicaties dan ook gretig aanhalen. De kwantitatieve effecten van permanente migratie zijn echter veel minder goed onderzocht. En dat is om maar één reden. Net zoals iedereen op zijn klompen aanvoelt dat tijdelijke migratie geld oplevert voor de schatkist, zal permanente migratie alleen maar geld kosten. Iedereen die zich in de geschiedenis van arbeidsmigratie verdiept in Nederland in de afgelopen decennia zal tot die conclusie komen.

De tweede uitspraak wil ik niet in twijfel trekken. Ik ga graag mee in de veronderstelling dat al die mensen uit Polen, Roemenië en Bulgarije in eerste instantie komen om te werken. Dat is ook wat ze de afgelopen jaren hier vooral hebben gedaan. En de meesten gaan ook terug of trekken verder als ze geen baan meer hebben. De cruciale vraag is of dat ook zo blijft. Het siert de WRR-medewerkers dat ze die vraag niet duiken. Het antwoord dat zij echter geven is volstrekt onbevredigend.

De WRR constateert dat Nederland vooral laagopgeleide arbeidsmigranten aantrekt uit de Midden- en Oosteuropese (MOE-) landen, die hier vooral laagbetaald werk aan de zgn. onderkant van de arbeidsmarkt verrichten. In de typische sociologentaal die de WRR zo vaak hanteert, vallen dan al gauw termen als ‘noodzaak tot het beschermen van migranten en van Nederlandse werknemers in laagbetaalde banen’, ‘uitbuiting’, ‘te veel flexibiliteit’ etc. Het is dan ook volgens de WRR noodzakelijk om “uitzendwerk, tijdelijke contracten en ZZP-regelingen opnieuw tegen het licht te houden”. Het mes blijkt dan ineens ook aan twee kanten te snijden: “Door de banen die arbeidsmigranten nu vervullen minder flexibel te maken, worden ze wellicht ook (weer) aantrekkelijk voor de al in Nederland aanwezige werknemers en werkzoekenden.” Het is een merkwaardige redenering: De flexbanen die door de migranten blijkbaar zo aantrekkelijk worden gevonden dat ze er huis en haard voor verlaten, leiden ertoe dat ze worden uitgebuit. En uiteraard zijn ze te onaantrekkelijk voor de gemiddelde Nederlander.

Nog een drogredenering: Omdat de overheid financieel baat heeft bij migratie (zie de eerder genoemde 1800 euro) moet deze volgens de WRR de inburgering van migranten financieren, zoals taalonderwijs en arbeidsmarktbegeleiding. Nu heeft de overheid al grote problemen om de eigen bevolking van goed onderwijs en hulp bij reïntegratie te voorzien, maar dit laat ik hier even liggen. De denkfout die hier wordt gemaakt is dat de baten van tijdelijke migratie worden toegerekend aan permanente migratie. Permanente migratie die de onmiddellijke toegang impliceert tot alle verworvenheden van de verzorgingsstaat.

Nu kunnen we terug naar Friedman. Je kunt wel vrije migratie hebben als het enkel en alleen gaat om het vinden van werk. De aanwezigheid van grote aantallen MOE-landers heeft bewezen dat het vinden van laagbetaald werk in Nederland niet het grootste probleem is. Het is n.l. werk waar veel Nederlanders inderdaad de neus voor ophalen. Zie de eindeloze verhalen over asperges steken, de kassen in het Westland etc. Zij kunnen dat doen omdat het niet accepteren van dergelijk werk nauwelijks financiële consequenties heeft. Veel gemeenten zijn laks in de handhaving van uitkeringsverplichtingen of er zijn allerlei sluipwegen om gemakkelijk onder die uitkeringsverplichtingen uit te komen. Feit is dan ook dat laagbetaald werk in Nederland wordt gedaan door mensen zonder uitkeringsalternatief. Je zou anders ook wel gek zijn, omdat het verschil tussen een minimumuitkering en het netto minimumloon minimaal is (zeker als je ook nog rekening gaat houden met allerlei toeslagen en kwijtscheldingen die de overheid op genereuze wijze verstrekt). Dat is het punt dat Friedman wil maken. Mensen komen hier naar toe om te werken, maar zullen vroeg of laat ontdekken dat je hetzelfde inkomen kunt ophalen met niets doen. Natuurlijk zullen niet alle migranten zo redeneren, maar gezien de enorme aantallen is een relatief beperkt percentage voldoende om de jaarlijkse uitgaven voor sociale voorzieningen met miljarden te doen stijgen.

Ben ik een zwartkijker? Kijk naar de in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw als tijdelijk begonnen migratie van arbeiders uit de landen rond de Middellandse Zee. Ze gingen merendeels niet terug. Verloren vroeg of laat hun baan en vonden niet snel een nieuwe, wat niet verwonderlijk was gegeven hun beperkte kwalificatieniveau. Velen kwamen erachter dat een nieuwe baan niet echt financieel de moeite waard is. Dat verhaal geldt niet alleen de eerste generatie, maar ook de tweede en de derde generatie. De helft van het aantal personen in de bijstand is van niet-Nederlandse komaf.

De WRR baseert zijn analyse op wensdenken en niet op wetenschap. Migratie en de verzorgingsstaat zijn niet te scheiden begrippen. Doordat de WRR verzuimt de lessen uit het verleden te trekken, biedt ze de politiek een nieuw dwaalspoor om migratie af te schilderen als iets dat ons overkomt en waar we met veel beleid (lees overheidsgeld) op moeten reageren. De remedie is echter veel simpeler en samen te vatten in drie regels: 1. Je kunt hier wel komen werken, maar je krijgt geen uitkering. 2. Wie wil integreren, betaalt dat zelf maar. 3. Wie problemen maakt, kan meteen vertrekken en komt er voorlopig niet weer in.

vrijdag 14 februari 2014

Zonder visie komt het volk om?

Visie is niet iets wat je van een ambtenaar direct verwacht. Ambtelijke visies bestaan meestal uit het door een’ planbureau’ laten identificeren van een paar ‘trends’, die vervolgens ‘extrapoleren’ naar de toekomst en tenslotte voorzien van een ‘beleidsreactie’. Secretaris-generaal Camps van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) vormt hierop geen uitzondering. In zijn nieuwjaarsartikel in het economenvakblad Economisch Statistische Berichten (ESB) toont hij zich een echte socialist, in een modern jasje.

Al meer dan 50 jaar geeft de hoogste ambtenaar van EZ in ESB jaarlijks zijn visie op het economische beleid. De huidige SG Camps kent illustere voorgangers, zoals de heren Rutten, Geelhoed en Van Wijnbergen. Deze waren in hun bijdragen wars van de waan van de dag en stelden noodzakelijke beleidsveranderingen voor. Zij kwamen regelmatig in conflict met hun minister. Camps voegt zich echter naadloos in de tijdgeest en stelt geen breuk voor met het staande beleid. Integendeel.

In het begin van het artikel bewijst hij lippendienst aan het vroegere gedachtegoed van EZ: “Wendbaarheid en vernieuwingsvermogen zijn essentieel om in te spelen op de veranderende wereld en om talent en kapitaal zo productief mogelijk te benutten.” Om vervolgens de aanval te openen op de zelfstandige zonder personeel (ZZP’er).

Het epistel van Camps  vormt een nieuwe poging om de ZZP’er te ketenen. Onder het mom dat een fundamentele reactie nodig is, waarbij niet de werknemer maar de werkende centraal staat, probeert Camps de ZZP’er opnieuw in te lijven in de arrangementen van de verzorgingsstaat. Het is namelijk maar wat lastig dat de ZZP’er niet financieel bijdraagt aan de collectieve regelingen die er zijn voor arbeidsongeschiktheid en pensioen.

Waaruit bestaat die fundamentele reactie en welke briljante visie presenteert Camps ons in dit artikel? Hij stelt: “Concreet kan hierbij gedacht worden aan een basisvoorziening voor alle werkenden op een lager niveau (met een verzekeringsplicht), waarbij op individueel en sectorniveau aanvullende afspraken gemaakt kunnen worden. Bij een fundamentelere reactie past ook dat het niveau van de huidige fiscale faciliteiten voor zelfstandigen, zoals de zelfstandigenaftrek, opnieuw wordt bezien.”

Zelfstandigen doen namelijk iets heel ergs: Zij onttrekken zich als ‘goede risico’s’ aan de sociale zekerheidsregelingen die er zijn en doorbreken daarmee de solidariteit. Daarnaast profiteren zij van fiscale regelingen, zoals de zelfstandigenaftrek. Dat is de socialist in PvdA-lid Camps uiteraard een doorn in het oog. Ook verloochent hij zijn achtergrond als boekhouder op het Ministerie van Financiën niet. Zelfstandigen mogen premie betalen voor regelingen waar zij relatief weinig gebruik van zullen maken en tegelijk ook meer belasting betalen over hun inkomsten.

Voor het bevorderen van "wendbaarheid en vernieuwingsvermogen" is de ZZP’er juist hard nodig. De gemiddelde Nederlandse werknemer wentelt zich het liefst in vrije dagen en vrijetijd; de ontslagbescherming die hij geniet; de toeslagen van de overheid voor huur, kinderopvang, zorgkosten enz. De ZZP’er is ondernemer geworden om zijn activiteiten in vrijheid te ontplooien, zonder daarbij gehinderd te worden door de rigide collectieve regelingen van de verzorgingsstaat. Die kosten hem veel tijd en geld, waar hij weinig voor terugziet. Hij wil geen werknemers in dienst, die in de eerste plaats hun rechten laten gelden en waarvan de bijkomende verplichtingen teveel afleiden van de activiteiten waarmee hij zijn brood moet verdienen.

De voorstellen van Camps vormen bij uitvoering een nieuwe stap in de verdere collectivisering van de Nederlandse economie. In plaats van het starre en rigide geheel van regelingen aan te pakken die tezamen de Nederlandse verzorgingsstaat vormen, opent hij de aanval op degenen die zich aan de daardoor gecreëerde lethargie willen onttrekken. Dat daardoor groei- en innovatievermogen worden geofferd op het blok van vermeende rechtvaardigheid neemt hij op de koop toe. Het sluit naadloos aan op het kabinetsbeleid van lastenverhogingen voor iedereen die een bijdrage levert aan de economie. De obsessie met ‘verdelen’ in plaats van ‘verdienen’ maakt ondertussen dat de te verdelen koek niet groter wordt.