donderdag 18 september 2008

Prinsjesdag 2008

Het eerste wat opvalt bij het lezen van de Rijksbegroting voor 2009 is dat het kabinet opnieuw veel extra geld uitgeeft. In twee jaar tijd bijna 26 miljard meer ofwel een uitgavenstijging van 13 procent. Gevolg hiervan is dat de economische groei van de laatste jaren vooral is opgeslokt door de overheid. De burger heeft zijn koopkracht nauwelijks zien toenemen. Het illustreert de reflex waarin dit kabinet schiet als er zich een probleem aandient of een onderwerp om aandacht vraagt: meer geld, door de overheid te besteden. Een reflex overigens niet alleen van het kabinet maar eentje die breed leeft in de samenleving: bij menig ‘probleem’ wordt meteen geroepen om overheidsingrijpen of de oorzaak geweten aan het achterwege blijven hiervan.

De vraag is of al die uitgavenstijgingen niet leiden tot oplopende tekorten. Dat is wel degelijk het geval als we kijken naar de rijksbegroting in enge zin, hoewel de oploop hiervan wordt afgeremd door de enorme toename van de aardgasbaten. De laatste jaren is echter vooral het EMU-saldo als maatstaf voor de overheidsfinanciën in zwang gekomen. Dit EMU-saldo omvat een groter aantal componenten dan de indicatoren die in het verleden werden gebruikt voor het beoordelen van de staatsfinanciën. Gevolg is wel dat het EMU-saldo het gemakkelijker maakt om overschotten op het ene onderdeel te gebruiken om tekorten op een ander onderdeel te compenseren (of zo men wil te maskeren). Zo vertonen de sociale fondsen al jaren per saldo een flink positief saldo, dat echter niet kan worden teruggegeven aan werkgevers en werknemers zolang de rijksbegroting in enge zin flink in de min staat.

Wie verder heel precies naar de begroting kijkt, ziet dat het kabinet wel degelijk de eigen begrotingsregels overtreedt. Van de € 2,5 miljard lastenverlichting in 2009 wordt € 2 miljard gedekt door extra lastenverzwaringen in 2010 en 2011. Een bedrag van € 0,5 miljard blijft als structurele lastenverlichting binnen deze kabinetsperiode ongedekt. Deze bijstelling van het lastenkader is niet conform de begrotingsregels. Dan is er nog de zogeheten ruilvoetwinst, die voortvloeit uit de hoger dan verwachte inflatie. Doordat de prijsstijging van de overheidsuitgaven achterblijft bij het voor het Rijk beschikbare met de inflatie aangepaste uitgavenkader kan meer geld worden besteed.

En dan is er elk jaar weer dezelfde discussie over de koopkracht van de laagste inkomens. Telkens weer wordt op ‘sociale’ gronden betoogt dat de minima tenminste koopkrachtbehoud moet worden gegarandeerd. Nu zeggen de koopkrachtplaatjes en –puntenwolken niet altijd evenveel over wat er in de praktijk gebeurt, maar de uitkomst van deze discussie is wel dat het steeds de andere inkomensgroepen zijn die de klappen van de conjunctuur opvangen. Het CBS liet vorige week in de publicatie De Nederlandse economie in 2007 al zien dat de inkomensverdeling in ons land al sinds 1980 stabiel is, ondanks al het gejammer van links dat de rijken steeds rijker worden. Echter, hierdoor is de broodnodige differentiatie ver te zoeken. Prijssignalen worden gedempt door overheidsbeleid dat inactiviteit beloont. De prikkel om aan het werk te gaan, zich te scholen en beter betaald werk te aanvaarden mag misschien aanwezig zijn maar is in Nederland in ieder geval niet financieel van aard. Ook is er de negatieve uitwerking op de arbeidsmobiliteit, die met name voor ouderen nog eens extra wordt versterkt door het rigide ontslagrecht dat werkgevers sterker beboet naarmate zij mensen met een langer dienstverband ontslaan.

Om de negatieve effecten van het voorgaande op te vangen is er, inderdaad, de roep om meer overheidsbeleid: investeren in scholing, bonussen om aan het werk te gaan of langer door te werken, Taskforce deeltijd plus, etc. Om dat beleid te financieren is weer geld nodig, dat nooit elders binnen de begroting kan worden gevonden. Overheidsfalen, zoals nu alweer zichtbaar wordt in de prachtwijken van minister Vogelaar, leidt alleen maar tot vragen om nog meer geld wat voor de wijken ook weer in deze begroting is gerealiseerd. Zo bevinden we ons met dit kabinet in een vicieuze cirkel waarin meer overheidsbemoeienis resulteert in meer overheidsuitgaven en een toenemend beslag van de overheid op het nationaal inkomen. De verdere collectivisatie van de Nederlandse economie wordt daarmee een ‘selffulfilling prophecy’.