woensdag 12 september 2012

De Euro hoe nu verder?

Wij hebben eerder in deze kolommen het einde voorspeld van de euro in diens huidige vorm. Politici zijn de afgelopen maanden steeds verder een fuik in gezwommen waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is. In theorie volgen zij een koers die potentieel een uitweg uit de problemen zou kunnen bieden. Onder verwijzing naar de theorie van Robert Mundell over optimum currency area’s zou je kunnen stellen dat het eurogebied weliswaar geen optimaal valutagebied is, maar dat moet worden geprobeerd het dat wel te maken. Dat is wat er nu in de praktijk gebeurt. Door instituties zoveel mogelijk te schoeien op Europese leest en bevoegdheden van het nationale naar het internationale niveau over te dragen, wordt getracht een coherent economisch geheel te creëren dat de huidige economische storm, die een serieuze test vormt voor de euro, kan doorstaan.

Het is echter tevergeefs. Instituties zijn eerst en vooral een weerspiegeling van gezamenlijke normen en waarden en hebben daarom maatschappelijk draagvlak nodig. Er bestaat geen Europese maatschappij die dat draagvlak kan bieden. Of het daar ooit van komt, is nu niet relevant. Het is er niet en een Europese maatschappij laat zich niet op bevel in het leven roepen. In die zin is dit een perfecte illustratie van het feit dat de samenleving niet maakbaar is; een valkuil waar zovele Europese politici en beleidsmakers dagelijks in trappen. De keuze voor het volgen van deze oplossing heeft geleid tot wat economen noemen ‘padafhankelijkheid’; eenmaal ingeslagen is het moeilijk op de schreden terug te keren en dus zwemmen Europese beleidsmaker steeds verder de fuik in. Het is ook een gemakkelijke beslissing, want het voorkomt het maken van moeilijke keuzes. De puinhoop die men vooral in Zuid-Europa van de economie heeft gemaakt (en in iets mindere mate in Noord-Europa) vraagt om serieuze sanering. Politici vinden dat verhaal moeilijk te verkopen en schuiven lastige keuzes daarom voor zich uit. Kredieten helpen hierbij, maar zullen vroeg of laat moeten worden afbetaald. Vroeger is daarbij beter dan later.

 De fles gaat dan ook zolang te water tot zij breekt. Het proces stopt op het moment dat de zakken van de overheden leeg zijn en de kredietstroom opgedroogd. Daar gaat een heel proces aan vooraf dat onder het mom van Europese solidariteit steeds meer geld van Noord- naar Zuid-Europa zal pompen om de daar optredende chronische tekorten te dekken. De roep om euro obligaties en een bankunie zijn de lichtste uitingen van de behoefte aan herverdelingsinstrumenten. We zullen ook pleidooien gaan horen voor Europese belastingheffing (al geuit in de vermomming om speculanten of financiële instellingen fiscaal aan te pakken) en als meest vergaande vorm een begrotingsunie. Het laatste wil zeggen dat de zeggenschap over inkomsten en uitgaven op Europees niveau wordt gelegd. Ook op dat vlak zijn al stappen gezet. Veel principiële hordes voor het creëren van herverdelingsinstrumenten zijn de afgelopen maanden genomen. Het komt nu vooral aan op de maatvoering, die geleidelijk aan zal worden opgevoerd. En ook zal de geldpers volop blijven draaien. Vergis u niet, ook op die manier draagt u als burger bij, ook al lijkt ons land alleen maar te profiteren via een extreem lage rente op staatsobligaties. Daar staat tegenover dat de rente op spaarrekeningen ook extreem laag is. De monetaire financiering in de vorm van het opkopen van staatsobligaties van zwakke landen door de ECB zorgt ervoor dat risico’s op wanbetaling worden gecollectiviseerd. Risico’s die de ECB niet zal dragen, maar de individuele Lidstaten wel. Deze manipulatie van de korte rente creëert een bubble op de geldmarkt die vroeg of laat zal barsten, b.v. als een land als Spanje of Italië zijn verplichtingen niet meer kan nakomen. Banken zullen door overheden moeten worden gered, die daarvoor echter niet de middelen hebben. Dat betekent dat de belastingbetaler aan de beurt is. Daarmee weet u gelijk ook waar u nu uw geld moet beleggen.

Wat is het alternatief? Dat begint met de erkenning dat het euro-gebied geen optimaal valutagebied is. Dat is het nooit geweest, maar er viel mee te leven zolang iedereen zich aan de afspraken hield. Het feit dat dit niet gebeurde, illustreert perfect dat het nationale voor het Europese belang gaat en dat dus van een Europese maatschappij geen sprake is. Het betekent dan ook ontmanteling van het euro-gebied en je verlies nemen. Dat klinkt ingewikkeld maar is het niet. Voortbouwend op de monetaire ideeën van de Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek is van diverse zijden voorgesteld een nieuwe munt in te voeren, recent door een groep Duitse economen. Die munt, door hen de guldenmark genoemd, wordt uitgegeven door de sterke landen die met elkaar door willen. Dat zal in de praktijk gaan om Duitsland en een aantal satellietstaten. Frankrijk hoort hier om verschillende redenen uitdrukkelijk niet bij! Niet alleen omdat het Franse belang altijd voor elk ander belang gaat en dus voor elke internationale afspraak. Ook de manier waarop tegen de economie wordt aangekeken, en met name de rol van de overheid hierin, maakt dat de Franse economie dermate afwijkt van die van Duitsland en diens economische bondgenoten dat geen sprake kan zijn van één valutagebied.

Invoering van de guldenmark betekent tegelijkertijd dat de verschillende staatshuishoudingen in het huidige euro-gebied worden gesaneerd. Die sanering is onontkoombaar; uitstel ervan maakt dat deze op een andere manier zal plaats vinden. Dan wordt een soort Japan-scenario werkelijkheid, waarin banken geleidelijk aan proberen hun balansen op te schonen (door risico’s af te wentelen op de staat) en spookleningen blijven bestaan die nooit zullen worden afbetaald. Want dat is de realiteit die onder ogen moet worden gezien. Veel van het aan probleemlanden binnen het euro-gebied geleende geld zal nooit worden terug betaald (tenzij nu nog gezonde landen deze verplichtingen overnemen). De sanering vindt plaats doordat de sterkere landen de euro vaarwel zeggen en de guldenmark accepteren. Als gevolg van de grote vraag zal de guldenmark sterk appreciëren, waardoor de eurolanden winnen aan concurrentiekracht. Ook zullen hun schulden, die zijn uitgedrukt in euro’s, daardoor relatief in waarde verminderen en daar zit de inkomensoverdracht van Noord naar Zuid. Deze sanering is echter onvermijdelijk en bovendien eenmalig. Het is nu zaak het verlies te nemen en uit de euro te stappen i.p.v. de steeds zwaarder wordende Zuideuropese molensteen om de hals te blijven voortslepen.

woensdag 28 maart 2012

Het eerste miljard

De coalitiepartijen VVD en CDA beraden zich samen met gedoogpartner PVV over de omvang en invulling van toekomstige bezuinigingen. Die bezuinigingen zijn hard nodig om het begrotingstekort en de snel oplopende staatsschuld onder controle te krijgen. Het beslag dat de overheid legt op de Nederlandse economie is dermate groot dat het verstikkend uitwerkt. Het is dan ook de hoogste tijd om in te grijpen, want kapot bezuinigen bestaat niet. Kapot belasten is wat we al een aantal decennia doen in ons land. Zoals de economen Boot, Van Wijnbergen en Bovenberg op 22 maart al stelden in NRC Handelsblad zal de kaasschaaf ons deze keer niet helpen. Dat moet ook niet, daarom reikt bijdrage het eerste miljard aan voor de onderhandelaars.

De afgelopen jaren zijn miljarden euro’s uitgegeven aan het re-integreren van werklozen en arbeidsgehandicapten. Een begin 2009 aan de Tweede Kamer toegestuurde zgn. beleidsdoorlichting concludeerde dat “re-integratie een klein positief effect heeft op de kans om een baan te vinden”. In reactie daarop werd al het nodige op budgetten gekort. In 2012 wordt echter nog steeds een bedrag van bijna 1 miljard euro uitgegeven aan re-integratie van werklozen en arbeidsgehandicapten. Dat is nog los van het geld dat wordt besteed aan uitvoeringskosten, het bemiddelen naar werk en het betalen van voorzieningen voor arbeidsgehandicapten voor b.v. aanpassing van de werkplek, die hier verder buiten beschouwing blijven. Het is vreemd om geld uit te geven aan iets wat “een klein positief effect heeft”. Hoeveel effect en of de kosten tegen de baten opwegen, dat maakt de beleidsdoorlichting niet duidelijk. Ook het onderzoek wat later is gepubliceerd over re-integratie maakt duidelijk dat er een taboe lijkt te rusten op het meten van de effectiviteit. Het gaat dan om de zogeheten netto effectiviteit, dat de vraag moet beantwoorden wat er zou zijn gebeurd als iemand geen re-integratie had gekregen.

Als iets een beperkt effect heeft en gegeven het feit dat er de afgelopen jaren al flink bezuinigd is op re-integratie zonder dat we daar veel van hebben gemerkt, dan is een bezuiniging waar we weinig last van zullen hebben gauw gevonden. Het enige “minpunt” is dat er een hele uitvoeringsindustrie rond re-integratie is ontstaan van duizenden mensen die op therapeutische wijze bezig zijn om werklozen te vertellen dat ze misschien eens aan de slag moesten gaan, maar daarvoor eerst een traject moeten volgen. Er zijn honderdduizenden werklozen en jaarlijks ook honderdduizenden re-integratietrajecten. Diegenen die daarbij zijn betrokken gaan moord en brand schreeuwen als hun banen worden weggesaneerd. Wellicht is er voor een deel van hen hoop als ze bereid zijn hun aanpak te veranderen. Recent onderzoek van de Inspectie van het Ministerie van SZW maakt duidelijk dat er nog wel een wereld te winnen is bij het handhaven van verplichtingen. De rapportage ‘Iedereen aan de slag’ (in februari 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd) meldt dat ruim 40% van de WWB-ers en 70% van de WW-ers in het 1e jaar van de uitkering aangeeft dat ze verplicht worden te solliciteren. Van de WWB-ers en WW-ers die een jaar of langer een uitkering ontvangt, is dit respectievelijk 20% en 67%. Slechts een kwart van de WWB-ers en 31% van de WW-ers vindt dat zij werk moeten accepteren waarin ze geen zin hebben. Misschien wordt het tijd dat hier eens werk van wordt gemaakt en dat al die dure re-integratietrajecten achterwege blijven.

vrijdag 24 februari 2012

Suggestieve belastingpolitiek

NRC Handelsblad zette op 14 februari jl. in een tamelijk suggestief stuk de belastingplannen van Obama en Romney tegenover elkaar:
  • De plannen van Obama voorzien in de herinvoering van een belastingtarief van 39,6% voor inkomens boven de 200.000 dollar, het gelijkstellen van de vermogenswinstbelasting van 15% aan de loonbelasting en de invoering van de Buffett-regel: iedereen met een jaarinkomen van meer dan 1 miljoen dollar moet tenminste 30% daarvan aan belasting betalen.
  • Romney wil vasthouden aan het belastingregime van Bush dat gezinnen met een inkomen van 250.000 dollar of meer voordeel biedt. Dat zou aldus NRC de rijkste Amerikanen een voordeel van 80.000 dollar per jaar opleveren. Hij wil de dividend- en vermogenswinstbelasting afschaffen voor mensen met een inkomen beneden 200.000 dollar en de belasting voor bedrijven verlagen van 35% naar 25%.
Het stuk is bedoeld om de Republikeinen weg te zetten als belangenbehartigers van de rijken. Om de voorgestelde veranderingen te kunnen beoordelen, kan het geen kwaad om wat nader te kijken naar wat de huidige situatie is. De Republikeinse voorstellen worden dan een stuk logischer. Die van Obama enkel lastenverzwaringen. Het is niet de nuance die NRC zoekt en ook niet het beeld dat de gemiddelde Nederlander op het netvlies heeft.
 
Amerikanen geloven minder dan Nederlanders in de heilzame werking van de herverdelende hand van de overheid. Zij zijn meer van winnaars belonen i.p.v. winnaars belasten om verliezers te kunnen pamperen. Zij zijn dus ook minder gevoelig voor plannen die worden verkocht als het belasten van de rijken om ervoor te zorgen dat de overheid haar expansieve koers kan vervolgen en een steeds hoger beslag op de economie kan leggen. Amerikaanse burgers geven een dollar liever zelf uit dan dit door de overheid te laten doen. In Europa beginnen mensen dan gelijk te schreeuwen over sociale kaalslag en kapot bezuinigen, bij niveaus van overheidsuitgaven en belastingen echter die de economie verstikken. Toch lijkt de huidige recessie ook in Amerika iets te hebben veranderd.
 
De econoom N. Gregory Mankiw laat in zijn lezing met de titel ‘Spreading the Wealth Around’ zien dat de effectieve federale belastingdruk in de VS een progressief verloop heeft. Hij gebruikt daarvoor cijfers die zijn berekend door het politiek neutrale Congressional Budget Office. De belastingdruk loopt per quintiel met circa 5%-punt op, van gemiddeld 4,3% voor de laagste 20% van de inkomensverdeling tot gemiddeld 25,8% voor de bovenste 20%. De top 1 procent van de verdeling betaalt gemiddeld 31,2% aan belasting. De Buffet-belasting die Obama voorstelt is dus overbodig, want bestaat al. Maar hoe zit het dan met mensen als Buffett en Romney, die zelf aangeven maar 17,7 respectievelijk 15 procent effectief aan belasting te betalen? Het hoogste tarief in de Amerikaanse inkomstenbelasting is 35%; dividenden en vermogenswinsten worden echter belast tegen 15%. Het inkomen van mensen als Buffett en Romney bestaat grotendeels uit dividend en vermogenswinst. In bovenstaande berekening van de 31,2 procent is rekening gehouden met de totale belastingdruk: dus zowel inkomens- en loonbelasting als de winstbelasting die bedrijven betalen. Dit is ook waar de econoom en Nobelprijswinnaar Becker op wijst op het zeer lezenswaardige blog dat hij samen met rechter Posner onderhoudt. Amerika kent met 35 procent internationaal een van de hoogste tarieven van de winstbelasting van bedrijven. Winsten die leiden tot vermogensstijging of worden uitbetaald als dividend zijn dus eerst al belast tegen een tarief van 35% en worden vervolgens nog eens belast tegen een tarief van 15%. De belasting op de inkomens van Buffett en Romney bedraagt dus niet tenminste 15% maar 44,75%.
 
De Republikeinse voorstellen om de belastingdruk voor bedrijven te verlagen en inkomens tot 200.000 dollar vrij te stellen van dividend- en vermogenswinstbelasting zijn dus een stuk evenwichtiger dan op het eerste gezicht misschien lijkt. Zij brengen de maximale belastingdruk voor dividend en vermogenswinsten voor rijke Amerikanen terug tot maximaal 36,25% en voor lagere en middeninkomens tot maximaal 25%. Daarmee komt de belastingdruk op vermogen in lijn te liggen met die op arbeid, wat allerlei vormen van arbitrage nutteloos maakt. Obama bereikt hetzelfde effect ook, door de belasting op vermogen gelijk te trekken met die op inkomen. Dit is echter een lastenverzwaring, doordat het maximum tarief op dividend en vermogenswinst stijgt van 15 procent tot 35 procent. Het is de vraag of de lastenverlichtingen van de Republikeinen te financieren zijn de komende jaren. Daar staan echter alleen ordinaire lastenverzwaring van Obama vooral om inkomenspolitieke redenen tegenover. Dat soort beleid heeft nog nooit extra investeringen en werkgelegenheid opgeleverd, het tegendeel wel.
 
Laten we tot slot de CBS-cijfers voor Nederland er nog even bij pakken. Deze laten de winstbelasting op bedrijven buiten beschouwing. Hieruit blijkt dat de 10% laagste inkomens in de verdeling 4,6% van hun bruto inkomen aan belastingen en premies betalen; de 10% hoogste inkomens betalen 27,5% van hun bruto inkomen aan belastingen en premies. Dit leidt ertoe dat de 20% hoogste inkomens de helft van alle belastingen en premies betalen; het laagste deciel 2% en de onderste helft van de verdeling 19% van het totaal. Toegegeven, dat kan nog veel schever, zoals de SP het graag ziet met een forse verhoging van de tarieven. Mijn conclusie is echter een andere: de sterkste schouders dragen in Nederland al verreweg de meeste lasten. Die nuance mist in de discussie over belastingen en inkomensherverdeling, in zowel de VS als in Nederland.

woensdag 1 februari 2012

Rechters met oogkleppen

Het recht is er voor de mensen. Het moet geen doel op zich worden. Er is echter een kaste in Nederland die zich blind lijkt te staren op wat is vastgelegd in wet- en regelgeving en daar een hele enge (in meerdere zin) interpretatie aan geeft. Zo wekte de rechterlijke uitspraak verbazing die het lang van tevoren aangekondigde intrekken van de speciale bijstandsregeling voor ‘kunstenaars’ (de WWIK) in strijd noemde met het recht op eigendom dat is vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens, mede vanwege het ontbreken van een overgangsregeling. Ik wil hier de aandacht vestigen op een andere uitspraak, die wijst op een gebrek aan economische kennis bij rechters en blindheid voor de maatschappelijke gevolgen van hun uitspraken.

Afgelopen week werd er uitspraak gedaan in de zgn. Klimop-zaak. Tegen werknemers van Bouwfonds en van het Philips-pensioenfonds waren forse straffen geëist door het Openbaar Ministerie. Ook de rechters achtten bewezen dat de mannen zichzelf vorstelijk hadden verrijkt, maar oordeelde over deze feiten een stuk milder. Immers, ook het Bouwfonds was er beter van geworden. De indruk die hierdoor ontstaat, is dat het een beetje afromen van de winst voor eigen gebruik minder erg is dan zelfverrijking als er verlies wordt geleden. Het blijft echter gewoon diefstal. In de booming vastgoedmarkt waarvan tot 2008 sprake was, was het bovendien niet zo heel moeilijk om winst te maken. Als de winst al was toe te schrijven aan het individuele handelen van betrokkenen, dan hadden zij over de verdeling daarvan vooraf afspraken moeten maken en zichzelf niet een deel daarvan buiten de boeken moeten uitkeren. Alleen een jurist met oogkleppen op ziet dit als een verzachtende omstandigheid.

Wat nog erger is aan het vonnis is dat de rechters totaal voorbij zijn gegaan aan het argument van het OM dat het handelen van de verdachten bredere uitstralingseffecten heeft. Het totaal aan ingepikte gelden bedroeg een paar honderd miljoen euro (alleen hoofdverdachte Jan van V. heeft al 70 miljoen euro terug moeten betalen). Inderdaad, op het totaal aan beleggingen was dit een klein percentage en het ging alleen maar om geld. Er is niemand gewond geraakt of erger. Dit miskent echter de rol van geld in de economie en ook de rol die pensioenfondsen hebben. Deelnemers moeten erop kunnen vertrouwen dat pensioenfondsen prudent omgaan met hun inleg. De schaamteloze zelfverrijking, waarbij de heren ervan uit gingen dat de pakkans laag zou zijn, doet het wantrouwen tegen anderen in dergelijke functies toenemen. Wie garandeert in de voor de burger ondoorzichtige miljoenendans rond beleggingen in vastgoed (of welk ander goed dan ook) dat er niet iets aan de strijkstok blijft hangen? Het is zo gemakkelijk hier en daar een klein percentage af te romen en de buit onderling te verdelen. Daarom moet dergelijk gedrag hard gestraft worden. Een geringe pakkans kan alleen worden gecompenseerd door een hoge straf, wil de verwachte uitkomst (pakkans x straf) een afschrikwekkend effect hebben. Vier jaar voor de hoofdverdachte voor het achterover drukken van enkele honderden miljoenen is veel te laag en gaat voorbij aan het ondermijnend effect op het vertrouwen van de burger hoe er met zijn geld wordt omgegaan. Ook de uitstraling die dergelijk handelen heeft en de bredere gevolgen voor het maatschappelijk vertrouwen moeten in een straf worden meegenomen. Maar wat kun je verwachten van een rechterlijke macht die zo weinig besef heeft van wat bezit is, dat het intrekken van de WWIK in strijd wordt genoemd met het recht op eigendom en het kraken van een huis niet. Dat ook het vertrouwen in de rechtspraak hierdoor stevig wordt ondermijnd, lijkt de rechters niet te deren.