zondag 11 december 2011

Het einde van de euro

En weer zijn alle ogen gericht op de politici om de schuldencrisis in de Eurozone op te lossen en ons te leiden naar een periode van grote economische voorspoed met één gezamenlijke munt, geen of lage begrotingstekorten, lage inflatie, gezonde banken, euro-obligaties en solidariteit van Cyprus tot Lapland. Het is verbazingwekkend hoe lang politici in dit sprookje blijven geloven of de gelegenheid krijgen het bij voortduring aan hun bevolking te vertellen. De euro is dood, juist door de bemoeienis van politici die de munt al in 2003 om zeep hebben geholpen. Toen bleek eens te meer dat politieke en nationale overwegingen altijd zouden prevaleren boven economische, omdat Duitsland en Frankrijk hun begrotingsbeleid niet wensten aan te passen aan wat nodig was om een gezamenlijke munt te kunnen blijven voeren. Bij elke volgende test wordt de euro met lapwerk op de been gehouden. Zo wordt een totaal van 400 miljard euro gestopt in leningen en garanties aan een economisch onbetekenend land als Griekenland. Andere landen volgden en hebben gelukkig voor de eurozone minder geld nodig. In allerijl wordt het beleid omgegooid. Er komen, althans op papier, drastische hervormingen om de overheidsfinanciën te saneren. Met de mond wordt beleden dat er grove fouten zijn gemaakt bij de start van de euro en dat we nu met gezwinde spoed toe moeten naar een politieke unie. We hebben behoefte aan meer bestuur en meer regels, terwijl zwak bestuur de overheidsfinanciën in menig land uit de hand deed lopen en men regels naast zich neerlegde.

Het kan geen kwaad eens een stapje terug te doen en te zien hoe eerder intensieve vormen van monetaire samenwerking aan hun eind kwamen en welke lessen daaruit getrokken zijn. Begin jaren zestig formuleerde Robert Mundell het bekende Mundell-Fleming model, gevolgd door de theorie van het optimale valutagebied. Het eerste laat zien dat je niet tegelijkertijd een vaste wisselkoers, vrij kapitaalverkeer en een onafhankelijk monetair beleid kunt voeren. Het geeft in een notendop ook aan waar het mis is gegaan met Griekenland en andere landen. Als in tien jaar tijd de arbeidskosten in Griekenland stijgen met 60% en die in Duitsland met 6% zonder een navenante compenserende productiviteitsstijging, dan is duidelijk dat de ‘impliciete wisselkoers’ tussen beide landen fors is veranderd in het voordeel van Duitsland en dat Griekenland zich volstrekt uit de markt heeft geprijsd. Bij vrij kapitaalverkeer gaat uiteindelijk de rente die Griekenland moet betalen omhoog. Aanpassing van het monetaire beleid kan geen redding brengen. Dit laat zien dat het eurogebied geen optimaal valutagebied is. In het kort stelt deze theorie dat wil sprake zijn van een optimaal valutagebied sprake moet zijn van vrij verkeer van arbeid en kapitaal en loon- en prijsflexibiliteit om aanpassingen tot stand te brengen, er mechanismen zijn om risico te delen en sprake is van min of meer simultane conjunctuurgolven. Alle pogingen van de eurolanden zijn nu gericht op het tot stand brengen van mechanismen om risico’s te delen. Dat gaat echter voorbij aan de noodzaak van loon- en prijsflexibiliteit, die nodig is voor achterblijvers om aan te kunnen sluiten. Lonen en prijzen zijn alleen opwaarts flexibel gebleken. Ook het laatste mechanisme gaat de eurozone parten spelen: conjunctuurverschillen binnen de eurozone zullen groter worden, aangezien sommige landen door hun overmatige (private en publieke) schulden door een diepe recessie zullen gaan en andere niet. Het monetaire beleid zal voor de ene groep te krap en voor de andere te ruim zijn. 

Het voorgaande laat zien hoe binnen muntunies of binnen andere vormen van intensieve monetaire samenwerking (goudstandaard etc.) zich spanning opbouwt als landen voortdurend hun eigen weg gaan en onderling geen rekening met elkaar willen houden. De gouden standaard kwam aan zijn einde omdat de kernlanden VK en VS niet langer de prijs wilden betalen om het systeem in stand te houden. Zij lieten binnenlands-economische afwegingen prevaleren. Hetzelfde geldt voor het systeem van Bretton-Woods na de Tweede Wereldoorlog. Ook hier verkoos het kernland de VS het economisch beleid af te stemmen op de eigen behoefte, o.a. via monetaire financiering van de oorlog in Vietnam. Ook in de eurozone kiezen de landen voor zichzelf en brengen niet de discipline op die nodig is om van een muntunie een succes te maken. Nu de nood aan de man is, gooien regeringen in wanhoop het roer om. De vraag is of dat op tijd is. Ik denk van niet. Wat jarenlang is misgegaan en scheef is gegroeid in de hoofden van beleidsmakers verander je niet zomaar. Hier is het onderscheid wat de econoom Roland maakt tussen snel en langzaam aanpasbare instituties van belang. Die laatste vergen jaren om te veranderen en de opvattingen van de bevolking van een land en van beleidsmakers maken er deel van uit. Dat verklaart dat het Griekse begrotingstekort slechts langzaam daalt en er voortdurend nieuwe tegenvallers moeten worden gemeld. Het land is weliswaar lid geworden van een muntunie maar heeft in essentie zijn gedrag niet gewijzigd. Misschien dat over tien jaar, als de druk aan blijft houden, de Griekse overheidsfinanciën zijn gesaneerd. Wie een snelle omschakeling verwacht van de Grieken rekent buiten de noodzakelijke cultuurverandering die hiervoor nodig is en die veel meer tijd vergt. Hetzelfde verklaart ook waarom een land als Ierland het waarschijnlijk wel gaat redden, hoewel daar ook meerdere jaren nodig zullen zijn om de boel weer op orde te brengen.

Wat we de komende maanden zullen zien zijn voortdurend nieuwe Eurotoppen waar lapmiddelen worden gebruikt om de aftakeling van de muntunie te stoppen. Wat je echter niet in een paar maanden verandert, zijn de culturele opvattingen in de verschillende hoofdsteden. En die moeten veranderen om de rust te doen weerkeren. Het eurogebied is steeds minder een optimum valutagebied geworden in het afgelopen jaar. Er zal steeds meer geld nodig zijn om landen en banken op de been te houden en zo het proces van desintegratie te stoppen. Regeringen in ‘gezonde’ landen zijn steeds minder bereid dat geld te fourneren, omdat ze het gevoel hebben gezamenlijk de afgrond te worden ingetrokken en anders heeft de bevolking dat gevoel wel. Het gaat door tot het moment aanbreekt dat het geld op is. Dat is het einde van de euro. Het gaat niet heel erg lang meer duren.