maandag 5 mei 2014

Hoe de Eurozone er werkelijk voor staat

De Euro lijkt in rustiger vaarwater te zijn terecht gekomen. Om te kunnen beoordelen of dat werkelijk zo is, is een blik op de reële economie noodzakelijk. Daar is sprake van een aantal zorgelijke ontwikkelingen, waarbij de Nederlandse economie zich meer in lijn beweegt met de Zuidelijke dan de Noordelijke landen.

De spanningen op de financiële markten zijn de laatste maanden weggeëbd en in de Eurozone lijkt de rust weergekeerd. De vraag is of dit komt doordat de economieën van de landen die hiervan deel uitmaken op orde beginnen te komen of dat het een met veel geld van overheden en ECB gekochte rust is. Hoe staat de reële economie er nu werkelijk voor? Met andere woorden: Hoe ontwikkelen consumptie en investeringen zich en wat gebeurt er met exporten en importen?

In een paper gaan drie economen verbonden aan de Universiteit Utrecht op deze vragen in. Holinski et. al. maken een onderscheid tussen twee groepen landen. Noord bestaat uit de ‘sterke’ noordelijke eurolanden Duitsland, Oostenrijk, Finland en Nederland. Zuid uit de landen die met steun van buiten op de been worden gehouden: Griekenland, Portugal, Spanje en Ierland.

De eerste jaren van de euro waren zowel wat economische als politieke ontwikkelingen betreft vrij stabiel en daarmee zeer geschikt om een reëel convergentieproces tussen de deelnemende landen in gang te zetten. In plaats daarvan ontstonden er echter twee groepen landen (Noord en Zuid), waarbij de economische situatie tussen deze beide groepen juist meer uiteen begon te lopen. Holinski et. al. richten zich in de eerste plaats op de ontwikkelingen op de betalingsbalans. Grofweg valt deze uiteen in twee delen: de lopende rekening en de kapitaal- en financiële rekening. De handelsrekening is het belangrijkste onderdeel van de lopende rekening en laat het resultaat zien van de export en import van goederen en diensten. Is per saldo over alle voorgaande jaren meer verkocht aan het buitenland dan gekocht, dan staat het buitenland per saldo (of netto) in het krijt. De kapitaal- en financiële rekening laat dan een tekort zien, omdat cumulatief sprake is van meer leningen (naast investeringen en beleggingen) aan het buitenland dan van het buitenland aan het eigen land.

Wie echter meer importeert dan exporteert, ziet zijn schuld aan het buitenland toenemen. Zo bouwde Zuid een netto schuldpositie aan het buitenland op door jarenlange tekorten op de lopende rekening. Noord werd steeds meer een schuldeiser van het buitenland door jarenlange handelsoverschotten. Het verschil is in 2008 met 16%-punt van het BBP het grootst: Noord laat een overschot zien van 4 procent BBP en Zuid een tekort van 12% BBP. Met name de private sector in Zuid leent in die jaren fors in het buitenland om dit tekort te financieren. Hoewel met de komst van de euro de onderlinge wisselkoersen zijn verdwenen, is het nog steeds wel mogelijk een reëel effectieve wisselkoers te berekenen en op die manier vast te stellen hoe de concurrentiepositie zich t.o.v. het buitenland ontwikkelt. De concurrentiepositie van Zuid is in al die jaren steeds verslechterd, terwijl die in Noord is verbeterd. De economie in het zuiden groeide weliswaar iets sneller dan die in het noorden, maar dat werd gefinancierd met geleend geld en ging gepaard met te snelle loonstijgingen die de concurrentiepositie van het zuidelijke bedrijfsleven aantastten.
Vanaf 2009 ontwikkelt de situatie in Noord zich (gezien de omstandigheden) vrij stabiel. Het overschot op de lopende rekening blijft gemiddeld genomen intact; de private besparingen nemen iets toe en de publieke nemen als gevolg van oplopende overheidstekorten iets af. Ook de investeringen blijven redelijk goed op peil.

In Zuid zijn de ontwikkelingen anders. De netto private besparingen nemen flink toe, wat komt door een forse daling van de investeringen met 10%-punt van het BBP. De exporten nemen iets toe door het aantrekken van de wereldhandel en de reële depreciatie van de euro. De importen blijven vrij stabiel. De handelsbalans van Zuid verbetert hierdoor. Zuid profiteert als netto schuldenaar sterk van de gedaalde rente. De schulden aan het buitenland zijn in deze landen echter opgelopen tot het (onverantwoord hoge) niveau van 100% of meer van het BBP.

Oppervlakkig gezien lijkt sinds het intreden van de crisis sprake van een verbetering van de netto besparingen en de handelsbalans in Zuid. Deze schijnbare verbetering camoufleert echter een aantal ontwikkelingen die zorgen baren:
  • Het concurrentienadeel van Zuid t.o.v. Noord is intact gebleven. De verbetering op de handelsbalans komt vooral door het relatief achterblijven van de importen en de daling van de investeringen (naast een aantal positieve externe ontwikkelingen) en niet door een verbeterde concurrentiepositie.
  • De netto schuldpositie van de Zuidelijke landen t.o.v. het buitenland blijft op het zeer hoge niveau van 100% (of meer) van het BBP. Ook de overheidsschuld beweegt zich op dit onhoudbaar hoge niveau. Dit komt doordat er nauwelijks sprake is van bezuinigingen op de uitgaven. Het maakt deze landen erg kwetsbare voor toekomstige rentestijgingen. Je mag ook zeggen dat de hoge schuld momenteel alleen houdbaar is door de lage rentestand.
  • De ontwikkelingen in de eurozone divergeren daardoor nog steeds, wat ook zichtbaar is in het oplopende verschil in inkomen in het voordeel van Noord. De auteurs stellen dat de aanpassing daardoor eenzijdig plaats vindt in Zuid. Het is echter de vraag in hoeverre dit de schuld is van Noord. Er is immers geen sprake van een gesloten systeem, waarbij de wereld alleen bestaat uit Noord en Zuid en de eurozone alles is wat er is.
  • In een aparte analyse zijn de ontwikkelingen in Frankrijk en Italië vergeleken met die in de beide groepen andere landen. Deze lijken meer in lijn met die in Noord dan die in Zuid, waarbij de situatie in Italië door het hoge schuldenniveau wel kwetsbaar is.
  • Voor Nederland komen de auteurs tot een minder gunstige conclusie. De ontwikkelingen hier in de laatste jaren lijken meer op die in Zuid dan die in Noord. De investeringen zijn sinds 2007 stevig gedaald en de externe concurrentiepositie is behoorlijk verslechterd. Dat mag niet verwonderen met een kabinet dat vooral uitblinkt in lastenstijgingen.