woensdag 28 maart 2012

Het eerste miljard

De coalitiepartijen VVD en CDA beraden zich samen met gedoogpartner PVV over de omvang en invulling van toekomstige bezuinigingen. Die bezuinigingen zijn hard nodig om het begrotingstekort en de snel oplopende staatsschuld onder controle te krijgen. Het beslag dat de overheid legt op de Nederlandse economie is dermate groot dat het verstikkend uitwerkt. Het is dan ook de hoogste tijd om in te grijpen, want kapot bezuinigen bestaat niet. Kapot belasten is wat we al een aantal decennia doen in ons land. Zoals de economen Boot, Van Wijnbergen en Bovenberg op 22 maart al stelden in NRC Handelsblad zal de kaasschaaf ons deze keer niet helpen. Dat moet ook niet, daarom reikt bijdrage het eerste miljard aan voor de onderhandelaars.

De afgelopen jaren zijn miljarden euro’s uitgegeven aan het re-integreren van werklozen en arbeidsgehandicapten. Een begin 2009 aan de Tweede Kamer toegestuurde zgn. beleidsdoorlichting concludeerde dat “re-integratie een klein positief effect heeft op de kans om een baan te vinden”. In reactie daarop werd al het nodige op budgetten gekort. In 2012 wordt echter nog steeds een bedrag van bijna 1 miljard euro uitgegeven aan re-integratie van werklozen en arbeidsgehandicapten. Dat is nog los van het geld dat wordt besteed aan uitvoeringskosten, het bemiddelen naar werk en het betalen van voorzieningen voor arbeidsgehandicapten voor b.v. aanpassing van de werkplek, die hier verder buiten beschouwing blijven. Het is vreemd om geld uit te geven aan iets wat “een klein positief effect heeft”. Hoeveel effect en of de kosten tegen de baten opwegen, dat maakt de beleidsdoorlichting niet duidelijk. Ook het onderzoek wat later is gepubliceerd over re-integratie maakt duidelijk dat er een taboe lijkt te rusten op het meten van de effectiviteit. Het gaat dan om de zogeheten netto effectiviteit, dat de vraag moet beantwoorden wat er zou zijn gebeurd als iemand geen re-integratie had gekregen.

Als iets een beperkt effect heeft en gegeven het feit dat er de afgelopen jaren al flink bezuinigd is op re-integratie zonder dat we daar veel van hebben gemerkt, dan is een bezuiniging waar we weinig last van zullen hebben gauw gevonden. Het enige “minpunt” is dat er een hele uitvoeringsindustrie rond re-integratie is ontstaan van duizenden mensen die op therapeutische wijze bezig zijn om werklozen te vertellen dat ze misschien eens aan de slag moesten gaan, maar daarvoor eerst een traject moeten volgen. Er zijn honderdduizenden werklozen en jaarlijks ook honderdduizenden re-integratietrajecten. Diegenen die daarbij zijn betrokken gaan moord en brand schreeuwen als hun banen worden weggesaneerd. Wellicht is er voor een deel van hen hoop als ze bereid zijn hun aanpak te veranderen. Recent onderzoek van de Inspectie van het Ministerie van SZW maakt duidelijk dat er nog wel een wereld te winnen is bij het handhaven van verplichtingen. De rapportage ‘Iedereen aan de slag’ (in februari 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd) meldt dat ruim 40% van de WWB-ers en 70% van de WW-ers in het 1e jaar van de uitkering aangeeft dat ze verplicht worden te solliciteren. Van de WWB-ers en WW-ers die een jaar of langer een uitkering ontvangt, is dit respectievelijk 20% en 67%. Slechts een kwart van de WWB-ers en 31% van de WW-ers vindt dat zij werk moeten accepteren waarin ze geen zin hebben. Misschien wordt het tijd dat hier eens werk van wordt gemaakt en dat al die dure re-integratietrajecten achterwege blijven.