donderdag 31 mei 2007

Kennismigratie

Voorstanders van open grenzen voor arbeidsmigranten lijken met name een sterk verhaal te hebben als zij een pleidooi houden voor een ruimere toelating van hoog opgeleide vaklieden waar in Nederland een tekort aan is. Deze zgn. kenniswerkers voegen in financiële termen meer toe aan de verzorgingsstaat dan dat ze er profijt van hebben. Bovendien is er veelal geen sprake van permanente vestiging en daaruit voortvloeiende vervolgmigratie in het kader van gezinsvorming en –completering. Kortom wat is er op tegen om de grenzen wagenwijd open te zetten en ruim baan te geven aan de komst van zogeheten kennismigranten? Nederland kan zich dan bovendien (weer) het predicaat kosmopolitisch en vooruitstrevend aanmeten.

In de eerste plaats de huidige regeling voor kennismigranten. Deze hanteert alleen een loongrens als toelatingscriterium. Daar boven wordt nauwelijks getoetst of iemand met zijn/haar kennis een nuttige toevoeging is. Om een bekend voorbeeld aan de praktijk te ontlenen: betaal je nieuwe kok in het chinees-indische specialiteitenrestaurant een bruto salaris van iets meer dan €45000 en hij of zij kan het vliegtuig naar Schiphol nemen en krijgt geen strobreed in de weg gelegd om als kok te beginnen. Uiteraard moet je dan zo iemand het betreffende bedrag ook betalen, maar wat belet je om vervolgens deze persoon geld te vragen als bijdrage aan huisvesting, andere zaken en bovenal hulp bij het krijgen van een arbeidsvergunning? Kortom, deze regeling is weliswaar eenvoudig uitvoerbaar, maar nodigt uit tot frauduleus gedrag.

Laten we ons eens verplaatsen in de potentiële kennismigrant. Waarom zou deze persoon kiezen voor Nederland? Niet omdat de universiteiten hier zo hoog staan aangeschreven. De hoogst geplaatste Nederlandse universiteit op de bekende en daardoor veel gebruikte internationale Shanghai-ranglijst (let op de naam) komen we pas tegen op de 40e plaats (Universiteit van Utrecht), Leiden staat 72e. De andere Nederlandse universiteiten staan (net) niet in de top 100. Deze ranglijst wordt gedomineerd door Amerikaanse universiteiten. Kortom, voor toponderzoek moet je niet in Nederland zijn.

Wellicht kun je hier dan wel veel geld verdienen en kan het een motief zijn voor hoogopgeleiden om hun kennis hier te gelde te maken. Helaas, de Nederlandse loonverdeling behoort tot de meest gelijkmatige ter wereld met heel weinig uitschieters naar boven (ondanks dat sommigen anders willen doen geloven). Vanaf een niveau van €50.000 draag je 52 cent van elke verdiende euro af aan belastingen. Daar krijg je ook het nodige voor terug, zoals goede en toegankelijke gezondheidszorg, een behoorlijk hoge uitkering bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, ruimte voor pensioenopbouw, tegemoetkomingen in de kosten voor kinderen, kinderopvang etc. Tegelijkertijd (of juist daarom) is die overheid ook overbelast. Je mag achteraan sluiten in de file, het openbaar vervoer is gebrekkig, huisvesting moeizaam verkrijgbaar en in een overvol land leunen veel mensen zonder duidelijke gebreken op de staat om in hun onderhoud te voorzien terwijl ze dat met een beetje inspanning best zelf zouden kunnen. Kortom veel geld verdienen of een hoge kwaliteit van leven is er in Nederland ook niet bij.

Het zijn dus rationele afwegingen en niet de vermeend xenofobe houding van de Nederlandse bevolking of administratieve belemmeringen die buitenlandse kenniswerkers weerhouden zich hier te vestigen. Dezelfde redenen kunnen verklaren waarom anderen hier wel naar toe komen. De gemakkelijke toegang tot de verschillende arrangementen van de verzorgingsstaat (gezondheidszorg, uitkeringen) zijn een belangrijk motief voor vestiging in Nederland (of in vergelijkbare EU-landen). Het grote beroep dat hierop wordt gedaan door oude en nieuwe migranten verklaart dat migratie de Nederlandse samenleving zowel op de korte als de lange termijn alleen maar geld kost. Het potentieel aan mensen dat omwille van juist deze redenen de stap zou kunnen zetten loopt in de miljarden. Versoepeling van de eisen voor kennismigranten geeft hen veeleer een extra mogelijkheid om binnen te komen, zonder dat het degenen helpt die echt een toegevoegde waarde zouden kunnen hebben. Daarvoor is nodig dat we excellentie meer gaan belonen in onze maatschappij en wat minder nadruk gaan leggen op economische gelijkheid.

dinsdag 8 mei 2007

Naar binnen gekeerd?

In het hoofdredactioneel commentaar van 6 mei 2007 gaat NRC Handelsblad in op de situatie in Nederland vijf jaar na de moord op Pim Fortuyn. “Waar heeft de revolte van ‘Pim‘ nu toe geleid? Door Fortuyn heeft Nederland sterk de blik naar binnen gekeerd en zich achter de nationale grenzen teruggetrokken. Sombere, emotionele, en soms overspannen geluiden over het mislukken van de integratie, de verloedering van de samenleving en het behoud van de Nederlandse cultuur zijn het publieke domein gaan beheersen.”

Deze geluiden worden de laatste tijd vaker gehoord. Inderdaad we gaan minder als een dominee door de wereld om anderen op hun falen en morele tekortkomingen te wijzen. Bij elke andere maatstaf is Nederland echter de afgelopen vijf jaren internationaal meer ‘open’ geworden. Het aandeel van immigranten is verder toegenomen als percentage van de bevolking, en dat geldt ook voor het percentages moslims. Vergeleken met andere EU-landen neemt Nederland een veel meer dan evenredig aantal asielzoekers op en dat aantal is, i.t.t. verreweg de meeste andere EU-landen, stijgende. De Europese samenwerking is verder geïntensiveerd. We geven veel meer geld uit aan ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse troepen zijn met duizenden actief over de eigen landsgrenzen. Import en export zijn sneller gegroeid dan het BBP. En dat Nederland is naar binnen gekeerd?

Het is duidelijk dat achter de constatering van het commentaar in NRC geen analyse schuil gaat die op feiten en/of cijfers is gebaseerd. De schrijver heeft slechts moeten constateren dat de steun voor het naïeve wereldbeeld, zoals dat door velen werd gehanteerd in de politiek correcte jaren voor het ‘opstaan’ van de figuur Fortuyn, niet meer door iedereen in de weldenkende goegemeente wordt onderschreven (nadat een groot deel van de gewone bevolking er al lang afstand van had genomen, zo dezen het al hadden onderschreven, en nog eens flink uithaalde in het referendum rond de Europese grondwet). Toch is het wereldbeeld dat steekt achter het commentaar in NRC nog steeds dominant onder politici en bestuurders. Dat verklaart ook de afstraffing die velen van hen de afgelopen jaren hebben ondergaan bij verkiezingen voor diverse gremia. Er over klagen dat “sombere, emotionele, en soms overspannen geluiden over het mislukken van de integratie, de verloedering van de samenleving en het behoud van de Nederlandse cultuur” het publieke domein zijn gaan beheersen, staat gelijk aan het stenigen van de boodschapper. Vijf jaar na Fortuyn zijn de problemen in de samenleving nog steeds dezelfde en moeten we constateren dat aan het wegnemen daarvan nog maar weinig écht is gedaan.