Met de publicatie van het boek Aftershocks heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) eind 2009 al vroeg de oorzaken van de huidige economische crisis in kaart willen brengen en met name de gevolgen voor het beleid. Aftershocks beschrijft niet alleen het toeslaan van deze crisis, maar ook de te verwachten ‘naschokken’ op het gebied van werkloosheid, pensioenen, overheidsfinanciën en de politiek die de duur van de crisis kunnen verlengen. Niet in de laatste plaats probeert het boek een paradigmaverandering te markeren in het denken over economisch beleid.
Het boek begint met een uitgebreide inleiding door voormalig WRR-secretaris Hemerijck. Dit geeft een globaal overzicht van de inhoud van de 24 interviews verdeeld over vijf delen die het boek verder bevat. Hoewel de accenten die gelegd worden verschillen, bestaat er over de mogelijke oorzaken van de crisis weinig verschil van mening. Hemerijck deelt ze in drie hoofdcategorieën in: een te ruim monetair beleid in de periode voorafgaand aan de crisis, wereldwijde onevenwichtigheden in het handelsverkeer met name tussen de VS en China en doorgeschoten financiële deregulering. Het laatste omvat ook het gebrekkige toezicht op de financiële sector. Terecht merkt hij op dat egoïsme en hebzucht van alle tijden zijn en geen zelfstandige oorzaak van deze crisis vormen. Wel voegt hij een vierde categorie toe en dat is het te grote geloof van de economische theorie in de efficiëntie van de markt en de menselijke rationaliteit. Met hem zien veel van de geïnterviewden door de crisis een einde komen aan een lange periode die werd gedomineerd door een ‘neo-liberale’ ideologie die begin jaren tachtig begon met Thatcher en Reagan.
Interessant is dat de interviewbijdragen komen van wetenschappers met verschillende achtergronden. De socioloog Etzioni wijst er terecht op dat herregulering zinloos is als niet waarden en normen in de maatschappij veranderen. Ook de socioloog Sennett wijst op het belang hiervan en bespreekt tevens de sociale en culturele gevolgen van de crisis. Hij wijst op de middenklasse wier inkomenspositie de afgelopen decennia sterk onder druk heeft gestaan in met name de VS. Er is massaal geleend om dan maar via de huizen- en aandelenmarkt vermogen op te bouwen, welk kaartenhuis nu voor velen is ingestort.
Nuchter is de bijdrage van Roach (Morgan Stanley) die, hoewel een vroege voorspeller van een forse economische crisis, de impact ervan relativeert: “This is not a crisis of capitalism but a crisis in the governance of capitalism’. Dat geeft tevens richting aan waar we de oplossingen moeten zoeken. Dat geldt ook voor de uitspraak van Buiter dat: ‘There is little evidence that discretionary fiscal policy actually works’. Een les die maar al te gemakkelijk wordt vergeten nu overheidsfinanciën volledig uit het lood zijn geraakt.
Wat betreft consequenties voor beleid lopen de meningen meer uiteen. Sapir pleit voor meer internationale coördinatie via hervorming van internationale instituties. Daarin zou ook ruimte moeten worden gemaakt voor de BRIC-landen. Europa moet zichzelf opnieuw uitvinden om te kunnen omgaan met de demografische uitdagingen voor dit continent en om überhaupt nog een rol te kunnen spelen op het wereldtoneel. Rodrik wijst echter op de spanning tussen het nastreven van vergaande economische integratie en het noodzakelijkerwijs behouden van diversiteit in nationale instituties. Landen hebben verschillende voorkeuren en noden. Zij hebben dus op nationaal niveau handelingsruimte nodig, omdat dat nog steeds vaak het beste niveau is om problemen aan te pakken. Voor de interactie van deze verschillende institutionele settings zijn ‘verkeersregels’ nodig die nationale instituties op internationale aansluiten en daar is verbetering nodig.
In een interessante bijdrage wijst Chua op twee punten. Amerikanen zijn volgens haar geen voorstanders van hoge belastingen en grootschalige herverdelingsoperaties. Ze geloven in de Amerikaanse droom van opwaartse mobiliteit en in een kleine overheid die lage belastingen oplegt. Dat beperkt de beleidsruimte voor de overheid in sterke mate. In de tweede plaats kan China de rol van de VS niet overnemen in de wereldeconomie. China is zelf nog een ontwikkelingsland en gedefinieerd langs etnische lijnen. Het zal volgens haar dan ook nooit een immigratieland worden, wat volgens Chua een cruciale factor is wil een land een supermacht worden.
Hoewel dit boek niet wil voorschrijven hoe het beleid er na de crisis moet uitzien en er uiteenlopende opinies aan het woord komen, komen de stemmen van degenen die (zwaar) bekritiseerd worden niet aan bod. Een interview met een econoom van de Chicago-school ontbreekt, terwijl deze zich wel degelijk geroerd hebben in het debat (bijvoorbeeld Robert Barro als commentator van de Wall Street Journal). Het boek wil dan ook toe naar een agenda voor verandering. Bijna alle geïnterviewden pleiten voor een activistische overheid. De term institutional choice in de titel illustreert de bij veel geïnterviewden levende gedachte dat deze maakbaar is. WRR-raadslid Knapen roept in zijn slotbeschouwing op welhaast juichende toon dat de vrije markt niet langer doel is maar middel. Beweerden economen sinds Adam Smith ooit iets anders?
Gegevens besproken boek:
Anton Hemerijck, Ben Knapen en Ellen van Doorne (eds.), Aftershocks; economic crisis and institutional choice, Amsterdam University Press, Amsterdam 2009.