Wat heeft de huidige schuldencrisis veroorzaakt? Heeft de markt gefaald en zijn het weer graaiende bankiers en/of niets ontziende speculanten uit de financiële wereld? Voor het antwoord moeten we toch echt naar politici kijken. De diepe recessie die volgde op de bankencrisis was het ideale aangrijppunt voor politici die vertrouwen op de zegenrijke uitwerking van overheidsingrijpen om een flinke verhoging van de uitgaven te bepleiten en in de meeste westerse landen ook door te voeren. Keynes was niet dood, hij was springlevend zo werd juichend betoogd (vaak overigens door niet-economen). De empirisch gevonden resultaten van economisch onderzoek, dat in de decennia na Keynes’ verscheiden was uitgevoerd, deden niet terzake. Dat hoge belastingdruk en dito overheidsschulden de economie sterk afremmen in haar ontwikkeling werd voor het gemak maar even vergeten. Hogere overheidsuitgaven waren nodig om de economie te stabiliseren; elke gedachte aan het in de hand houden van de staatsfinanciën zou de economie ‘kapot bezuinigen’. Waar dat geld aan werd uitgegeven deed niet zoveel terzake, zodat het de weg van de minste weerstand volgde en vooral consumptief werd besteed (in China werd tenminste nog de infrastructuur onder handen genomen via een bestedingsimpuls). Het effect dat tekorten opliepen en de staatsschuld steeg, werd voor lief genomen; EMU-citeria werden buiten werking gesteld, want dit waren buitengewone omstandigheden. Omstandigheden die toch langer duurden dan gedacht, want wederom met een beroep op het niet willen kapot bezuinigen van de economie, moest bij het aantrekken van de economie de staatshuishouding niet te snel op orde worden gebracht. Dat alvast kon worden begonnen met het in gang zetten van structurele manieren om de economie te hervormen, daar dacht niemand aan. Het geleidelijk aan optillen van de pensioengerechtigde leeftijd zou zo'n vertrouwenwekkende maatregel kunnen zijn, maar politici waren veel te druk en te gretig met ‘stimuleren’. Het aanpakken van starre arbeidsmarkten en dicht gereguleerde private sectoren, waar insiders een riante bescherming genieten ten koste van outsiders, was niet aan de orde.
Maar economische wetmatigheden gelden nog steeds. Markten zijn niet tot in het oneindige bereid om tekorten van overheden te financieren, omdat zij terecht vrezen dat het geld wel eens niet zou kunnen terug komen, en de extra uitgaven de inflatie doen oplopen en de economische groei belemmeren. De economen Reinhart en Rogoff toonden in hun standaardwerk, met de veelzeggende titel ‘This time is different’, aan dat deze negatieve invloed zich al begint te manifesteren vanaf een schuldniveau van 90 procent van het BBP. Geleidelijk vielen al snel één voor één de poppetjes van de landen die de boel teveel uit de hand hadden laten lopen. Maar dat was niet hun eigen schuld; de markt had het gedaan. Met het mes op de keel zijn de Grieken aan het hervormen geslagen; andere problematische schuldenlanden volgen schoorvoetend. Het fundamentele probleem in deze landen is dat teveel van de overheid wordt verwacht, die een verlammende werking heeft op de economie (zie de lage groeipercentages van b.v. een land als Italië) maar waarvan teveel mensen afhankelijk zijn (b.v. alleen al omdat ze ambtenaar zijn, zoals een groot percentage van de Griekse beroepsbevolking, of comfortabel zonder te werken aan het staatsinfuus liggen) die niet bereid zijn hun geprivilegieerde status op te geven. Telkens weer wordt naar politici gekeken voor het ‘oplossen’ van de problemen. De opgeklopte verwachtingen voor alweer een volgende Europese top suggereren nadrukkelijk dat de regeringsleiders de sleutels in handen hebben om uit de crisis te komen. Ze hoeven alleen nog maar de geldkraan open te draaien.
Daarmee wordt dezelfde fout gemaakt als zo vaak in het verleden. De extra overheidsuitgaven worden nooit gevolgd door bezuinigingen en hervormingen als het weer goed gaat. Nu staten blut zijn, wordt naar de monetaire autoriteiten gekeken. De geldkraan moet letterlijk open. Maar o.b.v. het verleden is duidelijk dat ook hier dichtdraaien vervolgens erg moeilijk is en dat elke monetaire verruiming niet zonder consequenties is. De bubble in de Amerikaanse huizenmarkt kan rechtstreeks worden teruggevoerd op het te ruime monetaire beleid van de FED in de daaraan voorafgaande jaren die was bedoeld om de economie te ‘sturen’. Haasje-overeffecten zijn te verwachten als de eerste stimulans niet het gewenste effect heeft of als staten volharden in het niet willen aanpassen van hun budgettaire beleid. De oplossing voor de crisis ligt dan ook op het niveau van nationale staten die hun huishouden op orde moeten brengen. Gegeven de weg die Europese politici zijn ingeslagen, zal dit helaas niet meer kunnen zonder financiële steun van buitenaf. Elk serieus hervormingspakket zal zich echter zowel op korte als op lange termijn terug betalen in herstel van de economische groei, verbetering van de overheidsfinanciën en daling van inflatie. Voor de bewijsvoering kunnen we dichtbij huis blijven: het was exact de ervaring met het saneren van de Nederlandse economie in de jaren tachtig van de vorige eeuw.