vrijdag 24 februari 2012

Suggestieve belastingpolitiek

NRC Handelsblad zette op 14 februari jl. in een tamelijk suggestief stuk de belastingplannen van Obama en Romney tegenover elkaar:
  • De plannen van Obama voorzien in de herinvoering van een belastingtarief van 39,6% voor inkomens boven de 200.000 dollar, het gelijkstellen van de vermogenswinstbelasting van 15% aan de loonbelasting en de invoering van de Buffett-regel: iedereen met een jaarinkomen van meer dan 1 miljoen dollar moet tenminste 30% daarvan aan belasting betalen.
  • Romney wil vasthouden aan het belastingregime van Bush dat gezinnen met een inkomen van 250.000 dollar of meer voordeel biedt. Dat zou aldus NRC de rijkste Amerikanen een voordeel van 80.000 dollar per jaar opleveren. Hij wil de dividend- en vermogenswinstbelasting afschaffen voor mensen met een inkomen beneden 200.000 dollar en de belasting voor bedrijven verlagen van 35% naar 25%.
Het stuk is bedoeld om de Republikeinen weg te zetten als belangenbehartigers van de rijken. Om de voorgestelde veranderingen te kunnen beoordelen, kan het geen kwaad om wat nader te kijken naar wat de huidige situatie is. De Republikeinse voorstellen worden dan een stuk logischer. Die van Obama enkel lastenverzwaringen. Het is niet de nuance die NRC zoekt en ook niet het beeld dat de gemiddelde Nederlander op het netvlies heeft.
 
Amerikanen geloven minder dan Nederlanders in de heilzame werking van de herverdelende hand van de overheid. Zij zijn meer van winnaars belonen i.p.v. winnaars belasten om verliezers te kunnen pamperen. Zij zijn dus ook minder gevoelig voor plannen die worden verkocht als het belasten van de rijken om ervoor te zorgen dat de overheid haar expansieve koers kan vervolgen en een steeds hoger beslag op de economie kan leggen. Amerikaanse burgers geven een dollar liever zelf uit dan dit door de overheid te laten doen. In Europa beginnen mensen dan gelijk te schreeuwen over sociale kaalslag en kapot bezuinigen, bij niveaus van overheidsuitgaven en belastingen echter die de economie verstikken. Toch lijkt de huidige recessie ook in Amerika iets te hebben veranderd.
 
De econoom N. Gregory Mankiw laat in zijn lezing met de titel ‘Spreading the Wealth Around’ zien dat de effectieve federale belastingdruk in de VS een progressief verloop heeft. Hij gebruikt daarvoor cijfers die zijn berekend door het politiek neutrale Congressional Budget Office. De belastingdruk loopt per quintiel met circa 5%-punt op, van gemiddeld 4,3% voor de laagste 20% van de inkomensverdeling tot gemiddeld 25,8% voor de bovenste 20%. De top 1 procent van de verdeling betaalt gemiddeld 31,2% aan belasting. De Buffet-belasting die Obama voorstelt is dus overbodig, want bestaat al. Maar hoe zit het dan met mensen als Buffett en Romney, die zelf aangeven maar 17,7 respectievelijk 15 procent effectief aan belasting te betalen? Het hoogste tarief in de Amerikaanse inkomstenbelasting is 35%; dividenden en vermogenswinsten worden echter belast tegen 15%. Het inkomen van mensen als Buffett en Romney bestaat grotendeels uit dividend en vermogenswinst. In bovenstaande berekening van de 31,2 procent is rekening gehouden met de totale belastingdruk: dus zowel inkomens- en loonbelasting als de winstbelasting die bedrijven betalen. Dit is ook waar de econoom en Nobelprijswinnaar Becker op wijst op het zeer lezenswaardige blog dat hij samen met rechter Posner onderhoudt. Amerika kent met 35 procent internationaal een van de hoogste tarieven van de winstbelasting van bedrijven. Winsten die leiden tot vermogensstijging of worden uitbetaald als dividend zijn dus eerst al belast tegen een tarief van 35% en worden vervolgens nog eens belast tegen een tarief van 15%. De belasting op de inkomens van Buffett en Romney bedraagt dus niet tenminste 15% maar 44,75%.
 
De Republikeinse voorstellen om de belastingdruk voor bedrijven te verlagen en inkomens tot 200.000 dollar vrij te stellen van dividend- en vermogenswinstbelasting zijn dus een stuk evenwichtiger dan op het eerste gezicht misschien lijkt. Zij brengen de maximale belastingdruk voor dividend en vermogenswinsten voor rijke Amerikanen terug tot maximaal 36,25% en voor lagere en middeninkomens tot maximaal 25%. Daarmee komt de belastingdruk op vermogen in lijn te liggen met die op arbeid, wat allerlei vormen van arbitrage nutteloos maakt. Obama bereikt hetzelfde effect ook, door de belasting op vermogen gelijk te trekken met die op inkomen. Dit is echter een lastenverzwaring, doordat het maximum tarief op dividend en vermogenswinst stijgt van 15 procent tot 35 procent. Het is de vraag of de lastenverlichtingen van de Republikeinen te financieren zijn de komende jaren. Daar staan echter alleen ordinaire lastenverzwaring van Obama vooral om inkomenspolitieke redenen tegenover. Dat soort beleid heeft nog nooit extra investeringen en werkgelegenheid opgeleverd, het tegendeel wel.
 
Laten we tot slot de CBS-cijfers voor Nederland er nog even bij pakken. Deze laten de winstbelasting op bedrijven buiten beschouwing. Hieruit blijkt dat de 10% laagste inkomens in de verdeling 4,6% van hun bruto inkomen aan belastingen en premies betalen; de 10% hoogste inkomens betalen 27,5% van hun bruto inkomen aan belastingen en premies. Dit leidt ertoe dat de 20% hoogste inkomens de helft van alle belastingen en premies betalen; het laagste deciel 2% en de onderste helft van de verdeling 19% van het totaal. Toegegeven, dat kan nog veel schever, zoals de SP het graag ziet met een forse verhoging van de tarieven. Mijn conclusie is echter een andere: de sterkste schouders dragen in Nederland al verreweg de meeste lasten. Die nuance mist in de discussie over belastingen en inkomensherverdeling, in zowel de VS als in Nederland.

woensdag 1 februari 2012

Rechters met oogkleppen

Het recht is er voor de mensen. Het moet geen doel op zich worden. Er is echter een kaste in Nederland die zich blind lijkt te staren op wat is vastgelegd in wet- en regelgeving en daar een hele enge (in meerdere zin) interpretatie aan geeft. Zo wekte de rechterlijke uitspraak verbazing die het lang van tevoren aangekondigde intrekken van de speciale bijstandsregeling voor ‘kunstenaars’ (de WWIK) in strijd noemde met het recht op eigendom dat is vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens, mede vanwege het ontbreken van een overgangsregeling. Ik wil hier de aandacht vestigen op een andere uitspraak, die wijst op een gebrek aan economische kennis bij rechters en blindheid voor de maatschappelijke gevolgen van hun uitspraken.

Afgelopen week werd er uitspraak gedaan in de zgn. Klimop-zaak. Tegen werknemers van Bouwfonds en van het Philips-pensioenfonds waren forse straffen geëist door het Openbaar Ministerie. Ook de rechters achtten bewezen dat de mannen zichzelf vorstelijk hadden verrijkt, maar oordeelde over deze feiten een stuk milder. Immers, ook het Bouwfonds was er beter van geworden. De indruk die hierdoor ontstaat, is dat het een beetje afromen van de winst voor eigen gebruik minder erg is dan zelfverrijking als er verlies wordt geleden. Het blijft echter gewoon diefstal. In de booming vastgoedmarkt waarvan tot 2008 sprake was, was het bovendien niet zo heel moeilijk om winst te maken. Als de winst al was toe te schrijven aan het individuele handelen van betrokkenen, dan hadden zij over de verdeling daarvan vooraf afspraken moeten maken en zichzelf niet een deel daarvan buiten de boeken moeten uitkeren. Alleen een jurist met oogkleppen op ziet dit als een verzachtende omstandigheid.

Wat nog erger is aan het vonnis is dat de rechters totaal voorbij zijn gegaan aan het argument van het OM dat het handelen van de verdachten bredere uitstralingseffecten heeft. Het totaal aan ingepikte gelden bedroeg een paar honderd miljoen euro (alleen hoofdverdachte Jan van V. heeft al 70 miljoen euro terug moeten betalen). Inderdaad, op het totaal aan beleggingen was dit een klein percentage en het ging alleen maar om geld. Er is niemand gewond geraakt of erger. Dit miskent echter de rol van geld in de economie en ook de rol die pensioenfondsen hebben. Deelnemers moeten erop kunnen vertrouwen dat pensioenfondsen prudent omgaan met hun inleg. De schaamteloze zelfverrijking, waarbij de heren ervan uit gingen dat de pakkans laag zou zijn, doet het wantrouwen tegen anderen in dergelijke functies toenemen. Wie garandeert in de voor de burger ondoorzichtige miljoenendans rond beleggingen in vastgoed (of welk ander goed dan ook) dat er niet iets aan de strijkstok blijft hangen? Het is zo gemakkelijk hier en daar een klein percentage af te romen en de buit onderling te verdelen. Daarom moet dergelijk gedrag hard gestraft worden. Een geringe pakkans kan alleen worden gecompenseerd door een hoge straf, wil de verwachte uitkomst (pakkans x straf) een afschrikwekkend effect hebben. Vier jaar voor de hoofdverdachte voor het achterover drukken van enkele honderden miljoenen is veel te laag en gaat voorbij aan het ondermijnend effect op het vertrouwen van de burger hoe er met zijn geld wordt omgegaan. Ook de uitstraling die dergelijk handelen heeft en de bredere gevolgen voor het maatschappelijk vertrouwen moeten in een straf worden meegenomen. Maar wat kun je verwachten van een rechterlijke macht die zo weinig besef heeft van wat bezit is, dat het intrekken van de WWIK in strijd wordt genoemd met het recht op eigendom en het kraken van een huis niet. Dat ook het vertrouwen in de rechtspraak hierdoor stevig wordt ondermijnd, lijkt de rechters niet te deren.