We doen al zo ons best om de economische crisis te bestrijden en het is zonneklaar dat we alle heil daarbij van de overheid moeten verwachten. Om de vraag op peil te houden, mag die overheid best wat rustiger aan doen met het terugbrengen van haar tekort (drie procent is ook maar een getal). Lastenverzwaringen zijn geen probleem; de hogere inkomensgroepen blijven toch maar op hun geld zitten in plaats van het uit te geven en ze hebben genoeg. Structurele hervormingen zijn misschien nodig, maar het is nu niet de goede tijd; je moet het dak repareren als de zon schijnt.
Er begint zich een zekere consensus in politiek en economisch Nederland af te tekenen langs bovenstaande lijnen. Een consensus die vorige week werd doorbroken door Pieter Korteweg, voormalig thesaurier op het Ministerie van Financiën en oud-hoogleraar aan de Erasmus Universiteit. In het economenblad Economisch Statistische Berichten (ESB, 22-2-2013) veegt hij in een essay met de titel “Duurzaam monetair beleid” de vloer aan met bovenstaande, niet op economische wetenschap berustende retoriek en breekt een lans voor een duurzaam monetair en begrotingsbeleid.
Volgens Korteweg moeten we opnieuw, net als in de jaren zeventig en tachtig, leren leven met een lager structureel groeiniveau. Dat komt doordat de beroepsbevolking in de EU niet langer toeneemt en de groei dus alleen nog maar komt uit een stijging van de arbeidsproductiviteit als gevolg van betere technologie en andere innovaties. We moeten dit feit niet toedekken door aanpassingsprocessen voortdurend uit te stellen via het voeren van een ruim budgettair en monetair beleid. Korteweg maakt terecht gehakt van de zgn. begrotingsmultiplier. Recent kwamen IMF en CPB tot de conclusie dat deze toch groter moest zijn dan aanvankelijk gedacht. Een euro extra overheidsuitgaven leidt tot (veel) meer dan een euro verhoging van het BBP. Korteweg vraagt zich terecht af wat dan het probleem is. Opvoeren die bestedingen en we spenderen ons uit de crisis. Maar, zo concludeert hij terecht, als het opvoeren van begrotingstekorten en het op laten lopen van de overheidsbestedingen als aandeel van het BBP werkelijk de oplossing is, dan zouden Griekenland en Spanje bloeiende economieën moeten zijn.
Deze recessie wordt niet veroorzaakt door tekortschietende bestedingen, maar door een vertrouwenscrisis en onevenwichtige balansen van particulieren, bedrijven en financiële instellingen met teveel schulden. Een balansrecessie vereist het doorlopen van een (pijnlijk en langer dan gemiddeld durend) aanpassingsproces. Intussen doen we er alles aan om dit aanpassingsproces zo niet te vermijden dan in ieder geval te vertragen en de gevolgen te verzachten. De schade van een dergelijk beleid kon wel eens groter zijn, dan de pijn die men tracht te voorkomen. Korteweg concentreert zich op het handelen van centrale banken en laat zien dat het huidige monetaire beleid onhoudbaar is. Het opkopen van staatsschuld, waaraan centrale banken over de hele wereld zich hebben overgegeven (de ECB nog niet eens het meest), haalt alleen bestedingen van de toekomst naar het heden. Dit komt doordat het ruime monetaire beleid tracht de reële rente negatief te maken en te houden. Het is dan onaantrekkelijk bestedingen uit te stellen. Om de opwaartse druk op de rente te keren als gevolg van oplopende inflatieverwachtingen, zal de centrale bank de monetaire stimulering steeds verder moeten vergroten. Dat is wat we nu al een poosje zien.
Zoals elk economisch tekstboek leert, kan monetair beleid de reële economie niet blijven steunen. De gecreëerde inflatieverwachtingen zullen zich in echte inflatie vertalen. Het uiteindelijke effect is dat alle prijzen zijn gestegen, maar er in de reële economie niets is veranderd en prijs- en schaarsteverhoudingen dezelfde zijn gebleven. De balansen van de particuliere sector hebben zich niet aangepast, maar intussen is wat er is gebeurd moeilijk terug te draaien. Als de centrale banken namelijk de schulden die zij zo vlijtig op hun balans hebben verzameld weer gaan afbouwen, dan stijgt de rente. Berekeningen voor de FED laten zien dat als in 2016 wordt begonnen hiermee, de te betalen rentelast op de overheidsschuld net zo veel toeneemt als de verwachte (trendmatige) stijging van de belastinginkomsten tot 2020. Wat dus betekent dat alle andere overheidsuitgaven per saldo niet mogen toenemen. Dat lijkt geen haalbare kaart. Het enige wat dan nog rest is het laten oplopen van de inflatie, die de reële waarde van de schulden doet wegsmelten, en een goedkopere munt, om de export te stimuleren. Pleidooien hiervoor waren recent al uit Parijs te horen. Korteweg sluit af met de conclusie: “Voor allen die werken en sparen – zelf of via levensverzekeringen en pensioenfondsen – en vermogen bezitten, wordt het dan afzien want zij raken de klos en zullen verarmen.”
Wat is het alternatief? Robert Murphy heeft dit in een lezenswaardig artikel op een rij gezet, waarin hij de mythe van “kapot bezuinigen” doorprikt. De situatie is vaak zelfs omgekeerd. Landen met hoge staatsschulden kunnen zelfs op korte termijn economisch profiteren van een sterke reductie in overheidsuitgaven, zgn. “expansionary austerity”. Het bewijs hiervoor wordt o.a. geleverd door een studie van de ECB (ECB Bulletin, 2010, p. 85), met een verwijzing naar ervaringen in de afgelopen 30 jaar in Ierland, Finland en inderdaad Nederland. Murphy haalt zelf de situatie in Canada aan, waar tussen 1995 en 1997 de totale overheidsuitgaven daalden met zeven procent. In de tien jaar daarna noteerde Canada van alle G7-landen verreweg de hoogste groei, terwijl de overheid in 11 opeenvolgende jaren een begrotingsurplus liet zien en de staatsschuld daalde van 78% BBP in 1996 tot 37% in 2007. Keynesianen als Krugman ontkennen deze feiten niet, maar stellen dat de situatie nu anders is. De klappen kunnen niet worden verzacht door de rente te laten dalen, want die is al bijna 0, en de netto exporten te verhogen, want de wereld kan in zijn geheel niet meer naar zichzelf exporteren. Hoewel op het laatste nogal wat valt af te dingen (de crisis laat zich toch echt met name voelen in Europa en Noord-Amerika), is het argument dat de omstandigheden anders zijn pas echt een grijsgedraaide plaat. In hun boek This time is different laten Reinhart en Rogoff de verschillende patronen zien waarin economische recessies zich manifesteren. Een vuistregel die zij hieruit afleiden is dat als de staatsschuld oploopt tot boven een niveau van 90% BBP deze onhoudbaar begint te worden en economisch schade aanricht. Hier hebben we een volgende economische wetmatigheid te pakken die momenteel al te makkelijk onder het tapijt wordt geschoven.
Wie nagaat welke landen nu economisch goede cijfers laten zien binnen de EU kan niet om de prestaties heen van Estland, Letland en Litouwen. Zij hebben niet geaarzeld en bezuinigd en structurele hervormingen doorgevoerd en plukken daar nu de vruchten van. Structurele hervormingen zegt u? Inderdaad, deze crisis draait niet om bestedingen maar om het wegwerken van in de jaren voor 2008 ontstane onevenwichtigheden. Dan gaat het niet alleen om onhoudbare schuldenniveaus. Dezelfde ESB met het essay van Korteweg bevat een artikel van Raterink en Koning, waarin zij de toegenomen werkhervattingskans van oudere werklozen vanuit de WW analyseren. Het verschil met de kansen van de jongere leeftijdsgroep daar vlak onder is tussen 1999 en 2008 met 15-procentpunt verkleind. Dit wordt voor 2/3 veroorzaakt door de herinvoering van arbeids- en re-integratieverplichtingen voor werklozen van 57,5 jaar en ouder en het verkorten van de maximale WW-duur van 60 maanden naar 38 maanden. Beide maatregelen vonden plaats in 2004, inderdaad het ging toen economisch niet zo goed, en hadden dus vrijwel meteen effect.
Waarom horen we, afgezien van Pieter Korteweg, dit soort geluiden vrijwel nooit van Nederlandse economen? Hoewel wereldwijd gezien de economische wetenschap, heel grofweg gesteld, verdeeld is in twee scholen zijn degenen die meer marktwerking en minder overheid bepleiten hier altijd sterk in de minderheid geweest. Zij hebben hun toon vaak gematigd om zichzelf niet buiten de discussie te plaatsen. Met name het laatste decennium is de dominantie van de op een centrale rol van de overheid georiënteerde keynesiaanse economen wel erg groot geworden. De commissie Frijns concludeerde recent met betrekking tot het functioneren van het CPB dat deze instantie een aantal belangrijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren heeft gemist. Het met één oog toegeknepen bezien van de resultaten van de economische wetenschap is er m.i. debet aan dat het CPB meehuilt met degenen die pleiten voor uitstel van bezuinigingen. Zoals het voorgaande illustreert is dat een recept voor grotere problemen in de toekomst, want zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten