dinsdag 19 november 2013

Stabiliseren of hervormen?

In deze tijden van recessie en financiële crises wordt de overheid steeds weer en steeds meer als weldoener en probleemoplosser gezien. Deze opvatting is ook onder steeds meer economen terug te vinden. Een prominent voorbeeld hiervan is de Nobelprijswinnaar voor economie van dit jaar, Robert Shiller. In eigen land is voormalig CPB-directeur Teulings een uitgesproken voorstander van een grote rol van de overheid om de economie te stabiliseren en heeft het kabinet die opvatting met graagte overgenomen. In het kort komt deze visie er op neer dat in perioden van negatieve economische groei de overheid de overheidsbestedingen moet vergroten om een recessie te voorkomen of te beëindigen. Een recessie kan leiden tot permanent inkomensverlies, hetgeen het overheidsingrijpen zou rechtvaardigen. Verhoging van de belastingen moet daarbij voor lief worden genomen, omdat de schadelijke effecten hiervan in het verleden sterk zijn overdreven. Ook is het positieve effect dat overheidsbestedingen genereren (de zgn. multiplier) veel groter dan voorheen werd gedacht. Het zijn inzichten die tot voor kort door de overgrote meerderheid van economen als vloeken in de kerk werd gezien. Het ‘uitzonderlijke karakter’ van de huidige recessie vormt echter de aanleiding om de consensus uit het verleden te herzien.

Laat ik beginnen met het laatste. Recessies zijn niet uitzonderlijk. Ze verschillen in zwaarte en recessies die hun oorsprong vinden in de financiële sector duren in het algemeen langer en zijn dieper, zoals de economen Reinhart en Rogoff in hun boek met de veelzeggende titel This Time Is Different laten zien. In de afgelopen decennia is al vaak gezegd dat de tijden waren veranderd en dat de ontstane exceptionele situatie om exceptionele maatregelen vraagt. Dit vooral om ingrijpen door de overheid te rechtvaardigen. Hieraan liggen echter vooral ideologische argumenten ten grondslag en niet zo zeer analytische. Periodes van groei en recessie wisselen elkaar al eeuwenlang af in de economie. Dat is een normaal en zelfs noodzakelijk proces. Recessies zijn nodig om dat wat is scheef gegroeid weer op de rails te krijgen. Recessies zijn een aanpassingsproces waarin iedere speler in de economie weer op adem komt door bezit en schulden weer met elkaar in overeenstemming te brengen. Ingrijpen in dit proces door de overheid, b .v. door het geven van bestedingsimpulsen om de vraag op peil te houden, is vrijwel altijd ongewenst en onnodig. De overheid beschikt niet over de noodzakelijke kennis wat er precies moet gebeuren. Ook zijn overheden onderhevig aan budgettaire cycli, waardoor de timing van ingrijpen vaak te wensen overlaat. De belangrijkste reden om tegen overheidsingrijpen te zijn, is dat dit het aanpassingsproces vaak juist vertraagt. Overheden zijn, onder invloed van gevestigde belangen, geneigd om bestaande structuren in tact te laten. De extra bestedingen maskeren dat deze structuren ineffectief en inefficiënt en daarmee onhoudbaar zijn. Dat laatste was nu juist de oorzaak van de recessie. In het geval van een financiële recessie zijn de financiële verhoudingen vaak uit het lood geslagen, doordat teveel met vreemd vermogen is gefinancierd. Aanpassen hiervan vergt tijd en gaat gepaard met een periode van lage of negatieve groei. Dat is een onontkoombaar proces. Er is geen economie die zich alleen maar lineair in opwaartse richting ontwikkelt.

Wie kijkt naar de huidige situatie zal snel tot de conclusie komen dat het verhogen van belastingen een averechtse uitwerking heeft. Producenten en consumenten, die het al moeilijk hebben en zijn verwikkeld in een moeizaam aanpassingsproces, krijgen dan nog eens extra lasten voor hun kiezen. Zie hier de reden dat de recessie in Nederland langer duurt dan elders. Pleit ik daarom tegen de 3%-norm waaraan we ons via het Stabiliteits- en Groeipact hebben verplicht? Die norm is weliswaar willekeurig maar wat er goed aan is, is dat deze een rem zet op een ongebreidelde expansie van de overheidsuitgaven. Een les uit de afgelopen 10 jaar moet zijn dat overheidstekort en -schuld in tijden van hoogconjunctuur verder moeten worden teruggebracht dan in het verleden is gebeurd. Een andere les is dat verhoging van de overheidsuitgaven geen zin heeft om een recessie te voorkomen, maar dat dit wel het eerste instrument is dat op spenderen beluste politici willen inzetten. Ook als tijdelijk bedoelde expansies bleken in het verleden moeilijk terug te draaien, omdat ze gevestigde belangen en verwachtingen bij groepen burgers creëren die moord en brand schreeuwen als deze worden teruggedraaid. 

De greep van de overheid op de economie moet dus worden verslapt. Niet alleen omdat aan de marge duidelijk is dat elke extra euro aan overheidsbestedingen een negatieve toegevoegde waarde heeft als ook rekening wordt gehouden met de belastingverhoging die daarvoor nodig is. Belangrijk is de notie dat groei en werkgelegenheid worden gecreëerd door het bedrijfsleven. Om allerlei redenen zijn de functies die de staat vervult in de economie steeds verder opgerekt, maar dat betekent niet dat al deze functies even productief zijn. In veel gevallen is juist sprake van een negatieve uitwerking op de economie. Dat inzicht is niet nieuw. Het is al vaak aangetoond. Om eens een recente bron uit ‘onverdachte’ hoek te noemen, verwijs ik naar een studie van Afonso en Jalles voor de ECB. Hun conclusie is glashelder: De omvang van de overheid heeft een significant negatief effect op de economische groei en het is met name de (improductieve) overheidsconsumptie die hieraan bijdraagt. Ook laten zij zien dat budgettaire regels, zoals die van het Stabiliteits- en Groeipact, een positieve rol kunnen spelen waar het gaat om de expansiedwang van de overheid te verminderen.

Wat kan er dan wel worden gedaan? CDA-leider Van Haarsma Buma mag er graag op wijzen dat een modale werknemer bijna de helft van zijn inkomen aan belastingen kwijt is. In werkelijkheid is het meer. Onder hele redelijke veronderstellingen laat de econoom Beetsma zien dat dit percentage op kan lopen tot 80 procent. Dat is het eerste wat hoognodig moet gebeuren: Het beslag van de overheid op de economie moet terug, zodat de belastingen omlaag kunnen. En dan niet de kaasschaaf hanteren, maar snijden in subsidies, toeslagen en regelingen die ineffectief en inefficiënt zijn. Het tweede wat kan worden gedaan, is het aanpassingsvermogen van de economie vergroten. Op die manier blijven recessies niet maar dooretteren. Dat betekent je verlies nemen, de koers verleggen en met hernieuwde energie weer verder. Dat is nodig waar het om de banken gaat, op de woningmarkt en in de sociale zekerheid. Iedereen is nu geneigd behaaglijk te blijven rusten in het vangnet dat de overheid biedt en de kosten daarvan neer te leggen bij de belastingbetaler. Dit vergt niet alleen een aanpak die door economen vaak wordt aangeduid met structurele hervormingen. Ook de mentaliteit zal moeten veranderen: de handen uit de mouwen en je lot zo veel als mogelijk in eigen hand nemen. Geen participatie- of verzorgingsstaat maar gewoon aan de slag!

Verschenen op De Dagelijkse Standaard op 13 november 2013

Geen opmerkingen: