donderdag 28 november 2013

Hoe de euro strandt op Franse trots

Als één ding duidelijk is geworden, sinds het uitbreken van de financiële crisis rond de euro, is dat de Zuideuropese onwil om de economie te hervormen. Men ziet de economische problemen als iets dat elk van deze landen overkomt. Op de manier waarop de economie is ingericht, is niets aan te merken. Dat is zoals de eigen bevolking het wil, althans dat deel dat belang heeft bij handhaving van de status quo.

Het ligt voor de hand hierop te reageren met dat dit natuurlijk prima is, maar dat je dan niet moet deel willen uit maken van een monetaire unie met een gemeenschappelijke munt. Dat doet echter in deze landen bij de autoriteiten pijnlijke herinneringen oproepen aan de tijd dat er nog de D-mark was die het Europees Monetaire Systeem (EMS) domineerde, voortreffelijk beschreven door Philipp Bagus. De aanwezigheid van de mark maakte de bevolking in de Zuideuropese landen duidelijk dat je een hoger welvaartsniveau kon hebben én minder inflatie. En dat de voortdurende devaluaties via een hogere inflatie een aanslag vormden op de reële waarde van hun inkomsten en bezittingen. De (monetaire) autoriteiten in deze landen werden daardoor uiteindelijk gedwongen zich te voegen naar het beleid zoals dat werd bepaald door de Bundesbank. De Duitse hereniging vormde de perfecte gelegenheid voor het Zuidelijke blok om, aangevoerd door Frankrijk, de mark te neutraliseren. De introductie van de euro betekende het definitieve einde van de Duitse monetaire hegemonie, althans dat dacht men in Parijs en diverse zuidelijker gelegen hoofdsteden.

Je kunt echter je munt inwisselen voor een andere, maar dat wil niet zeggen dat je daarmee uit de problemen bent. De onderliggende economische structuren veranderen daardoor niet. Al spoedig ging het Franse economische beleid wringen met de regels die waren vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Doordat ook Duitsland op dat moment even de weg kwijt was, konden die regels door de Fransen gemakkelijk opzij worden geschoven in 2003. De economie herstelde zich en ook Frankrijk krabbelde weer zodanig op dat er een paar jaar lang werd voldaan aan de eisen van het SGP. Hervormd werd er nauwelijks. In 2008 ging het weer fout. Weer was er het geluk dat het in heel veel landen tegelijk fout ging. Het gaf Zuid-Europa de gelegenheid de regels opnieuw opzij te schuiven, noodzakelijke hervormingen uit te stellen en de onrust rond de euro toe te schrijven aan ‘de financiële markten’. Belangrijk winstpunt vormde voor deze landen de creatie van een transferunie. Hoewel in strijd met het EMU-verdrag kon er nu bij het ontbreken van andere vormen van financiering op worden vertrouwd dat de Noordelijke landen altijd klaar zouden staan om de portemonnee te trekken. Intussen werd ook via handig manoeuvreren de top van de Europese Centrale Bank gedomineerd door Zuideuropeanen.

Hoewel sprake is van een meesterlijke omgang met allerlei camouflagetechnieken, is de fundamentele zwakte van de Zuidelijke economieën natuurlijk niet verdwenen. Reden waarom Duitsland in het vizier blijft van de Zuidelijken. De sterke economische prestaties van Duitsland komen volgens hen tot stand ten koste van de andere Lidstaten; Duitsland verrijkt zich over de rug van de landen die in de problemen zitten en dus wordt de Europese Commissie erop af gestuurd. Het is overigens nogal merkwaardig een instantie in te schakelen die niet in staat bleek de, althans bij aanvang, glasheldere verdragsregels van het SGP af te dwingen. Het SGP heeft daarna een hele trits additionele bepalingen gekregen waarvoor de economische logica ontbreekt en die vooral bedoeld lijken om de Noordelijke landen mee om de oren te slaan. De gehanteerde redenering reduceert de problemen in de Zuideuropese landen dus tot het (uiteraard tijdelijk) tekortschieten van de effectieve vraag. Er is geen sprake van starre arbeids- en productmarken, een matig functionerende overheid, te hoge belastingen, teveel regels e.d. Het probleem is dat de Duitsers op hun geld blijven zitten en weigeren goederen en diensten uit Zuid-Europa af te nemen. 

Maar stel dat de Duitsers nu wel massaal hun geld zouden gaan uitgeven en zich (nog dieper!) in de schulden zouden steken. Ligt het dan voor de hand dat ze dan vooral Zuideuropese producten gaan kopen? Portugal en Griekenland staan er niet om bekend dat ze de bovenkant van de markt bedienen, welke de Duitsers met hun extra verkregen inkomen wel zullen willen opzoeken. Veel bedrijven in Zuid-Europa zijn eenvoudigweg niet concurrerend.

De Duitsers hebben aan het begin van deze eeuw een transformatieproces ondergaan dat hun economie weer concurrerend heeft gemaakt. Althans t.o.v. de Eurolanden is sprake van een forse verbetering. Dat wordt al anders als de blik wordt verruimd. Het eurogebied is geen eiland waar landen alleen met elkaar hebben te maken en waar met heel veel goede wil het tekort van de een als de winst van een ander is te zien. Landen concurreren echter niet met elkaar; dat doen bedrijven. In landen gaat het om een zo goed mogelijk benutting van de productiemiddelen en gezien het werkloosheidsniveau en de staat van de overheidsfinanciën valt er ook in Duitsland het nodige te verbeteren. Duitsland scoort relatief goed als het alleen om een vergelijking met de eurolanden gaat. Vandaar ook dat het de laatste tijd begint te rommelen binnen het Duitse bedrijfsleven, waar men zich begint af te keren van de manier waarop nu met de euro wordt omgegaan. Zie b.v. de vertaalde bijdragen van Hans-Olaf Henkel hier op DDS en de opkomst van een partij als de AfD, een initiatief van economen die zich zorgen maken over de euro.

Het probleem van de euro, om niet te zeggen de tragedie, is dat deze voortdurend stuit op de Franse onwil om de economie te hervormen. Thans is Frankrijk opnieuw één van de zieke economieën in Europa blijkt uit recente cijfers. In Parijs hoopt men vurig dat de internationale conjunctuur fors gaat aantrekken, zodat een toename van de vraag de structurele problemen van Frankrijk opnieuw een tijdje camoufleert. Elke vingerwijzing van buiten om te hervormen zal de Franse regering zien als een onaanvaardbare aantasting van de eigen soevereiniteit. Dat is echter een opvatting die consequenties heeft. Om nog even terug te gaan naar het begin. Het EMS ging ooit ten onder. Dat kwam niet doordat o.l.v. George Soros het Britse pond eruit werd gespeculeerd. Het was de koers tussen de mark en de Franse franc die niet langer houdbaar bleek. De Fransen klopten vergeefs aan om steun bij de Duitsers. Mocht een soortgelijke situatie zich ook nu voordoen, dan valt te hopen dat de Nederlandse monetaire autoriteiten opnieuw het juiste spoor weten te kiezen.

Geen opmerkingen: