Stel u bent bakker en de verkoopprijs van brood staat u niet aan. Nu kan bakker zijn uw roeping zijn, maar zoals Adam Smith al stelde bakken de meeste bakkers brood om in hun eigen levensonderhoud te voorzien en niet uit maatschappelijke overwegingen. Als bakker zijn te weinig oplevert, dan zullen sommigen er mee stoppen en een andere broodwinning zoeken die hen meer oplevert. Zo werkt het in de meeste beroepen, waarvoor geldt dat ze hun producten verkopen op de markt. Een uitzondering hierop vormen echter de boeren.
Recent klagen veel boeren over de sinds de zomer van 2008 fors gedaalde melkprijzen. Zij stellen dat sinds de herfst van 2007 de prijs is gehalveerd van 40 cent per kilo toen tot 20 cent per kilo nu (zonder erbij te vermelden dat in de zomer van 2007 de melkprijs circa 25 cent per kilo bedroeg). Deze prijs zou niet kostendekkend zijn. Om redenen van veilig stellen van de voedselvoorziening, de leefbaarheid van het platteland etc, worden boeren in de EU flink gesubsidieerd om hun heilzame werk in stand te houden. De afgelopen jaren is de EU meer en meer overgegaan op inkomenssubsidies voor boeren en premies voor braak leggen en natuurbeheer. De zeer marktverstorende export- en prijssubsidies zijn sterk gereduceerd. De EU zegt in 2015 af te willen van het quotasysteem voor melk zoals dat nu nog geldt.
Als gevolg van het dalen van de melkprijs willen de melkveehoudende boeren dat de financiële hulp weer wordt opgeschroefd. Een deze maand gepubliceerd EU-rapport ondersteunt deze wens door lidstaten meer ruimte te geven om hun boeren te subsidiëren, door 19,5 miljoen euro uit te trekken voor promotie van zuivel (“Joris Driepinter”) en door te bekijken of supermarkten wel een eerlijke prijs betalen voor melk. Het laatste is curieus en ingegeven door de observatie dat in de afgelopen tijd de prijs die boeren voor hun melk krijgen met 31 procent is gedaald, terwijl de prijsdaling in de supermarkt niet meer dan 2 procent zou bedragen. Daarbij zijn ze vergeten dat de melkprijs in de supermarkt ook niet de rit omhoog eerder in 2007 heeft gevolgd. In België en Frankrijk dwongen de boeren bij de supermarkten afspraken af die de facto een hogere melkprijs als resultaat hebben.
Uiteraard zijn boeren vrij afspraken te maken met afnemers over de prijs van melk. Dat die afspraak vervolgens geldt voor alle afnemers en wordt afgedwongen door blokkades met tractoren kan echter nooit in het belang van de consument zijn. Boeren hebben zich in de meeste landen georganiseerd via coöperaties om zo betere prijzen voor hun producten te kunnen bedingen. Dat proces moet lopen via onderhandelingen met marktpartijen en niet worden opgelegd via dwang of algemeen verbindend worden verklaard door de overheid.
Het invoeren van prijsgaranties terwijl de productie in stand blijft is geen adequate reactie op een lage melkprijs, omdat het de achterliggende oorzaak niet wegneemt. Melkveeboeren kunnen wel degelijk concurreren met elkaar en behoeven geen extra bescherming. Er is geen sprake van een markt die zou moeten worden beschermd omdat anders een waardevolle infrastructuur verdwijnt of omdat er hoge barrières zijn die nieuwe toetreding belemmeren. Kostenniveaus verschillen sterk tussen boeren, want in de ene regio wordt melk op een veel rendabelere wijze geproduceerd dan in de andere. Een lage melkprijs zorgt ervoor dat de minst rendabele producenten moeten sluiten, althans dat zou zo moeten zijn in een normaal functionerende markt. De marktverstoringen die door de EU zijn geïnitieerd, voorkomen het op gang komen van een heilzaam saneringsproces. Lidstaten extra mogelijkheden geven om te interveniëren en hun eigen boeren overeind te houden, maakt de zaak alleen maar erger. Boeren bijten zich vast in hun bestaan als melkveehouder en overwegen niet om hun grond te benutten voor het produceren van andere agrarische producten, om een niet-agrarische bestemming aan hun grond te geven (recreatief, bebouwen etc.) of om hun bedrijf te verkopen. Ze lobbyen liever om bescherming en sommigen willen in navolging van Canadees voorbeeld de markt dichtgooien voor zuivel uit landen van buiten de EU. Nu is protectionisme nooit een idee waarvan economisch rendement valt te verwachten, simpelweg vanwege het feit dat andere landen tegenmaatregelen zullen nemen. Wat voor bakkers en anderen geldt, geldt blijkbaar niet voor boeren. Boer ben je voor het leven.
woensdag 29 juli 2009
woensdag 15 juli 2009
Met de taxi naar de markt
De grote hoeveelheid, soms ook gewelddadige incidenten met taxichauffeurs doet vermoeden dat de enige jaren geleden ingevoerde marktwerking geen succes is. De wantoestanden die in een gestage stroom naar buiten komen, zijn echter niet het gevolg van het falen van de markt. Het is de overheid die faalt in haar rol van marktmeester, toezichthouder en handhaver en het hoofd buigt voor een groep steeds brutaler wordende chauffeurs.
Het zou volgens Job Cohen burgemeesters nu aan instrumenten en bevoegdheden ontbreken om op te treden, waardoor de gemeente machteloos staat volgens wethouder Gerson. Pas met een eigen verordening kan Amsterdam eisen stellen en handhaven. De hulpeloosheid van gemeenten is aandoenlijk en ook lachwekkend. Simpel optreden op straat is er al jaren niet bij. Daardoor zijn taxichauffeurs gaan denken dat er ook voor hen geen regels gelden. Heeft u wel eens gezien dat een taxichauffeur werd staande gehouden voor het overtreden van de verkeersregels? Toch is dat wat chauffeurs voortdurend doen: wie een taxi ziet, ziet een verkeersovertreding. Parkeerverboden, rood licht, maximum snelheden, eenrichtingsverkeer enz. worden voortdurend aan de laars gelapt en er is niemand die hier iets tegen durft te doen. Waarom wordt chauffeurs die dergelijk gedrag vertonen geen strobreed in de weg gelegd. Waarom wordt hen niet verboden in een taxi rond te rijden en waarom wordt niet bij herhaalde overtreding het rijbewijs ingenomen? Waarom mogen taxi’s over de busbaan rijden? Pogingen van de gemeente Den Haag om dit privilege enige jaren geleden te beëindigen werden gestaakt na acties en blokkades van chauffeurs met een sterk intimiderend karakter. Nooit iemand voor veroordeeld. Toch kan een taxi moeilijk als vorm van openbaar vervoer worden gezien. De motor draait de hele dag, de radio staat hard en de airco zoemt maar door.
De gemeente Amsterdam bepleit verplichte aansluiting bij een taxicentrale en ook het kabinet wil dit. Om reputatieschade te voorkomen zou het collectief individuele kwaadwillende chauffeurs disciplineren, dan hoeft de overheid dat gelukkig niet meer te doen. Het geheugen van deze bestuurders reikt kennelijk niet ver. Van deze oplossing is bewezen dat deze niet werkt. Zoals het voorbeeld van TCA heeft laten zien is deel uitmaken van een groep geen garantie voor goed gedrag. Ook is er een prikkel om je allemaal bij dezelfde groep aan te sluiten, want dat vergemakkelijkt het afdwingen van privileges op de standplaats en het (her)verdelen van de opbrengsten van lange en korte ritten. In veel plaatsen werd de markt dan ook gedomineerd door één partij, die ook geen reputatieschade kan oplopen omdat er geen concurrent is.
Zo lang je gedwongen bent de voorste taxi in de rij te nemen, is het ontstaan van een markt een illusie. Dat verklaart ook waarom de als gevolg van marktwerking verwachte prijsdaling is uitgebleven. Aan de aanbodzijde is sprake van expliciet of impliciet samenspannen, doordat de klant de keus heeft tussen de voorste taxi en anders geen taxi. Daarbij komt dat de chauffeur van die voorste taxi liever niet een kort ritje maakt, want dan verdient hij te weinig en weigert dus om te rijden. Het duurt immers weer een poos voordat hij aan de beurt is als hij achteraan moet sluiten in de rij. Taxichauffeurs behoren dan ook een vervoersplicht te hebben. Sommige vrije rijders proberen alles om dit kartel te doorbreken en gaan bij gebrek aan handhaving over de schreef of denken wat in Karachi, Cairo of Casablanca mag ook mag in Amsterdam. Gezien het gebrek aan sanctionering zijn dergelijke gedachtes niet totaal ongegrond.
Taxichauffeurs zijn de zoveelste groep in een lange rij die van de overheid hun gang mogen gaan en daardoor steeds brutaler worden. Turft u even mee: pizzakoeriers, hells angels, krakers, coffeeshophouders, wiettelers, gewelddadige dierenactivisten, illegalen, kampers, overlastgevende jongeren al dan niet van Marokkaanse afkomst, Greenpeace enz. Het worden er steeds meer en ondertussen klagen handhavers dat hen over de schoenen loopt, waardoor de neerwaartse spiraal verder wordt versterkt. Het wordt tijd om hieraan grenzen te stellen. Niet door steeds maar weer te roepen om meer bevoegdheden of instrumenten, maar door simpelweg op te treden en de bestaande regels te handhaven.
Het zou volgens Job Cohen burgemeesters nu aan instrumenten en bevoegdheden ontbreken om op te treden, waardoor de gemeente machteloos staat volgens wethouder Gerson. Pas met een eigen verordening kan Amsterdam eisen stellen en handhaven. De hulpeloosheid van gemeenten is aandoenlijk en ook lachwekkend. Simpel optreden op straat is er al jaren niet bij. Daardoor zijn taxichauffeurs gaan denken dat er ook voor hen geen regels gelden. Heeft u wel eens gezien dat een taxichauffeur werd staande gehouden voor het overtreden van de verkeersregels? Toch is dat wat chauffeurs voortdurend doen: wie een taxi ziet, ziet een verkeersovertreding. Parkeerverboden, rood licht, maximum snelheden, eenrichtingsverkeer enz. worden voortdurend aan de laars gelapt en er is niemand die hier iets tegen durft te doen. Waarom wordt chauffeurs die dergelijk gedrag vertonen geen strobreed in de weg gelegd. Waarom wordt hen niet verboden in een taxi rond te rijden en waarom wordt niet bij herhaalde overtreding het rijbewijs ingenomen? Waarom mogen taxi’s over de busbaan rijden? Pogingen van de gemeente Den Haag om dit privilege enige jaren geleden te beëindigen werden gestaakt na acties en blokkades van chauffeurs met een sterk intimiderend karakter. Nooit iemand voor veroordeeld. Toch kan een taxi moeilijk als vorm van openbaar vervoer worden gezien. De motor draait de hele dag, de radio staat hard en de airco zoemt maar door.
De gemeente Amsterdam bepleit verplichte aansluiting bij een taxicentrale en ook het kabinet wil dit. Om reputatieschade te voorkomen zou het collectief individuele kwaadwillende chauffeurs disciplineren, dan hoeft de overheid dat gelukkig niet meer te doen. Het geheugen van deze bestuurders reikt kennelijk niet ver. Van deze oplossing is bewezen dat deze niet werkt. Zoals het voorbeeld van TCA heeft laten zien is deel uitmaken van een groep geen garantie voor goed gedrag. Ook is er een prikkel om je allemaal bij dezelfde groep aan te sluiten, want dat vergemakkelijkt het afdwingen van privileges op de standplaats en het (her)verdelen van de opbrengsten van lange en korte ritten. In veel plaatsen werd de markt dan ook gedomineerd door één partij, die ook geen reputatieschade kan oplopen omdat er geen concurrent is.
Zo lang je gedwongen bent de voorste taxi in de rij te nemen, is het ontstaan van een markt een illusie. Dat verklaart ook waarom de als gevolg van marktwerking verwachte prijsdaling is uitgebleven. Aan de aanbodzijde is sprake van expliciet of impliciet samenspannen, doordat de klant de keus heeft tussen de voorste taxi en anders geen taxi. Daarbij komt dat de chauffeur van die voorste taxi liever niet een kort ritje maakt, want dan verdient hij te weinig en weigert dus om te rijden. Het duurt immers weer een poos voordat hij aan de beurt is als hij achteraan moet sluiten in de rij. Taxichauffeurs behoren dan ook een vervoersplicht te hebben. Sommige vrije rijders proberen alles om dit kartel te doorbreken en gaan bij gebrek aan handhaving over de schreef of denken wat in Karachi, Cairo of Casablanca mag ook mag in Amsterdam. Gezien het gebrek aan sanctionering zijn dergelijke gedachtes niet totaal ongegrond.
Taxichauffeurs zijn de zoveelste groep in een lange rij die van de overheid hun gang mogen gaan en daardoor steeds brutaler worden. Turft u even mee: pizzakoeriers, hells angels, krakers, coffeeshophouders, wiettelers, gewelddadige dierenactivisten, illegalen, kampers, overlastgevende jongeren al dan niet van Marokkaanse afkomst, Greenpeace enz. Het worden er steeds meer en ondertussen klagen handhavers dat hen over de schoenen loopt, waardoor de neerwaartse spiraal verder wordt versterkt. Het wordt tijd om hieraan grenzen te stellen. Niet door steeds maar weer te roepen om meer bevoegdheden of instrumenten, maar door simpelweg op te treden en de bestaande regels te handhaven.
woensdag 8 juli 2009
De overheid als rupsje nooit genoeg
Vaak worden de huidige economische tijden vergeleken met die van de jaren dertig. Die vergelijking gaat om velerlei redenen mank, onder andere omdat de geschiedenis zich nooit herhaalt. Wel is er een opmerkelijke parallel met de jaren tachtig. Dit ondanks dat we er een stuk beter voor staan dan toen, dankzij de structurele hervormingen die sindsdien met enige regelmaat (vooral tijdens laagconjuncturen) zijn doorgevoerd. Dit ten spijt heeft het ons geen steek verder gebracht waar het gaat om het beslag dat de overheid legt op de economie en de rol die aan die overheid wordt toegedicht bij het oplossen van problemen. Overheidstekort en collectieve lasten bevinden zich op niveaus die we voor het laatst zagen in de hoogtijdagen van de tot nu zwaarste economische recessie van na de oorlog, die van begin jaren tachtig. De collectieve uitgaven overschrijden volgend jaar de grens van 50 procent van het BBP, wat betekent dat de overheid van meer dan de helft van wat we met z’n allen verdienen in Nederland bepaalt waaraan dat moet worden besteed.
De vraag rijst of het nu weer 15 jaar gaat duren voordat de boel weer enigszins op orde is met de staatsfinanciën. De aanwijzingen die we hebben voor een oordeel stemmen niet echt hoopvol als het gaat om het in de toekomst terugdringen van overheidsuitgaven:
· Het saneren en weer privatiseren van de financiële sector zou, gelet op eerdere financiële crises in met name Scandinavië, in een paar jaar tijd mogelijk moeten zijn. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met aanzienlijke opbrengsten maar over het antwoord op de vraag of die de huidige donaties zullen dekken, valt nog weinig zinnigs te zeggen. Laten we dit punt hier buiten beschouwing laten, mede vanwege het feit dat tegenover de leningen aan banken ook (verwaterde) bezittingen staan die in waarde toenemen als de conjunctuur vroeg of iets later weer aantrekt. Daarmee is niets gezegd over het belang hiervan, integendeel, het beheer van de aandelen in de financiële sector verdient alle aandacht omdat het niet in de handen van ambtenaren behoort te liggen.
· De uitgaven voor ouderen zullen de komende jaren sterk toenemen en dat geldt ook voor die van jongeren. Dat van ouderen was bekend, maar dat zoveel kinderen in toenemende mate hulp van overheidswege nodig hebben mag zorgen baren. Zo’n 7% van alle jongeren kreeg in 2007 intensieve jeugdzorg. Andere berekeningen, van de hoogleraar opvoedkunde Hermanns, hebben als uitkomst dat 14% van alle 0 tot 18 jarigen gespecialiseerde hulp ontvangt wegens ernstige gedrags-, opgroei- of opvoedproblemen.
· In een lezenswaardig artikel in het blad Economisch Statistische Berichten van 29 mei 2009 toont de Groningse econoom Flip de Kam aan dat de zorg niet alleen bij kabinetsformaties budgettair ruim wordt bedeeld, maar dat in de daarop volgende jaren de steevast aan de orde zijnde overschrijdingen vaak niet of nauwelijks worden gecompenseerd. De zorg was dan ook de grootste slokop van publiek geld de afgelopen decennia. De uitgaven aan zorg namen toe van 1% van het BBP in 1960 tot naar verwachting 10% in 2010. De Kam rekent voor dat dit onder plausibele veronderstellingen zomaar meer dan 15% kan zijn in 2040.
· Het grote aantal heilige huisjes in de staatshuishouding. Om het draagvlak voor de verzorgingsstaat maar zo breed mogelijk te houden, ligt elke groep van enige importantie aan het infuus van de overheid. Hogere en middeninkomens betalen weliswaar hoge belastingen, maar weten de rekening vaak aardig te drukken door de enige twee aftrekposten die nog zoden voor hen aan de dijk zetten: pensioenopbouw en hypotheekrente. Ons fiscaal stelsel zit vol met cadeautjes voor allerlei belangengroepen (milieu, eigen huis, alleenstaande ouders), naast pesterijen voor andere groepen (overdrachtsbelasting, successierechten, hoge accijnzen voor benzine, tabak, alcohol). Ook zijn er nog de toeslagen voor huur, kinderopvang en zorg en het kindgebonden budget die miljarden vergen. Wil de invloed van de overheid op onze economie serieus worden teruggedrongen dan kunnen er geen taboes worden gespaard.
Op 4 april is in deze kolommen in een pleidooi voor structurele hervormingen al eens opgeschreven wat de effecten zijn van een te grote verstikkende invloed van de overheid op de economie, waarbij is afgezien van andere onwenselijke invloeden op de samenleving zoals het plat slaan van privaat initiatief (en daarmee een oneindige bron van creativiteit) en het creëren van een afhankelijkheidscultuur. Wat is de ‘track record’ van de overheid:
· Ondanks huilerige verhalen over ‘publieke armoede en private rijkdom’ is het niveau van de nominale overheidsuitgaven nog nooit gedaald in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
· Harde bezuinigingen mogen misschien in velen hun geheugen gegrift zitten, in de werkelijkheid profiteerde de overheid altijd sterk van de economische hoogconjunctuur om de tekorten tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Het in de hand houden van de overheidsuitgaven bleek vaak een te grote opgave.
· De opbrengsten van de grote hoeveelheden gas werden met name verjubeld, zoals onlangs ook weer eens door NRC Handelsblad werd vastgesteld. Daarbij is het de vraag of de recent aangetoonde voorraden in de Nederlandse bodem gemakkelijk winbaar zijn, waarbij in ieder geval vaststaat dat die bij Slochteren eindig is en niet net als zo vaak in het verleden de overheidsfinanciën te hulp kan schieten.
· En ondanks alle retoriek zijn er in de publieke sector net zo goed schandalen rond beloning (zie de publieke omroep, de woningcorporaties, de zorg etc.) en verkwisting.
Kortom, de historie overziend hebben bureaucratieën de neiging alleen maar te expanderen en bereiken op een gegeven moment een omvang en clientèle die terugrollen bemoeilijkt, wat niet hoopvol stemt voor de toekomst.
De vraag rijst of het nu weer 15 jaar gaat duren voordat de boel weer enigszins op orde is met de staatsfinanciën. De aanwijzingen die we hebben voor een oordeel stemmen niet echt hoopvol als het gaat om het in de toekomst terugdringen van overheidsuitgaven:
· Het saneren en weer privatiseren van de financiële sector zou, gelet op eerdere financiële crises in met name Scandinavië, in een paar jaar tijd mogelijk moeten zijn. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met aanzienlijke opbrengsten maar over het antwoord op de vraag of die de huidige donaties zullen dekken, valt nog weinig zinnigs te zeggen. Laten we dit punt hier buiten beschouwing laten, mede vanwege het feit dat tegenover de leningen aan banken ook (verwaterde) bezittingen staan die in waarde toenemen als de conjunctuur vroeg of iets later weer aantrekt. Daarmee is niets gezegd over het belang hiervan, integendeel, het beheer van de aandelen in de financiële sector verdient alle aandacht omdat het niet in de handen van ambtenaren behoort te liggen.
· De uitgaven voor ouderen zullen de komende jaren sterk toenemen en dat geldt ook voor die van jongeren. Dat van ouderen was bekend, maar dat zoveel kinderen in toenemende mate hulp van overheidswege nodig hebben mag zorgen baren. Zo’n 7% van alle jongeren kreeg in 2007 intensieve jeugdzorg. Andere berekeningen, van de hoogleraar opvoedkunde Hermanns, hebben als uitkomst dat 14% van alle 0 tot 18 jarigen gespecialiseerde hulp ontvangt wegens ernstige gedrags-, opgroei- of opvoedproblemen.
· In een lezenswaardig artikel in het blad Economisch Statistische Berichten van 29 mei 2009 toont de Groningse econoom Flip de Kam aan dat de zorg niet alleen bij kabinetsformaties budgettair ruim wordt bedeeld, maar dat in de daarop volgende jaren de steevast aan de orde zijnde overschrijdingen vaak niet of nauwelijks worden gecompenseerd. De zorg was dan ook de grootste slokop van publiek geld de afgelopen decennia. De uitgaven aan zorg namen toe van 1% van het BBP in 1960 tot naar verwachting 10% in 2010. De Kam rekent voor dat dit onder plausibele veronderstellingen zomaar meer dan 15% kan zijn in 2040.
· Het grote aantal heilige huisjes in de staatshuishouding. Om het draagvlak voor de verzorgingsstaat maar zo breed mogelijk te houden, ligt elke groep van enige importantie aan het infuus van de overheid. Hogere en middeninkomens betalen weliswaar hoge belastingen, maar weten de rekening vaak aardig te drukken door de enige twee aftrekposten die nog zoden voor hen aan de dijk zetten: pensioenopbouw en hypotheekrente. Ons fiscaal stelsel zit vol met cadeautjes voor allerlei belangengroepen (milieu, eigen huis, alleenstaande ouders), naast pesterijen voor andere groepen (overdrachtsbelasting, successierechten, hoge accijnzen voor benzine, tabak, alcohol). Ook zijn er nog de toeslagen voor huur, kinderopvang en zorg en het kindgebonden budget die miljarden vergen. Wil de invloed van de overheid op onze economie serieus worden teruggedrongen dan kunnen er geen taboes worden gespaard.
Op 4 april is in deze kolommen in een pleidooi voor structurele hervormingen al eens opgeschreven wat de effecten zijn van een te grote verstikkende invloed van de overheid op de economie, waarbij is afgezien van andere onwenselijke invloeden op de samenleving zoals het plat slaan van privaat initiatief (en daarmee een oneindige bron van creativiteit) en het creëren van een afhankelijkheidscultuur. Wat is de ‘track record’ van de overheid:
· Ondanks huilerige verhalen over ‘publieke armoede en private rijkdom’ is het niveau van de nominale overheidsuitgaven nog nooit gedaald in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
· Harde bezuinigingen mogen misschien in velen hun geheugen gegrift zitten, in de werkelijkheid profiteerde de overheid altijd sterk van de economische hoogconjunctuur om de tekorten tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Het in de hand houden van de overheidsuitgaven bleek vaak een te grote opgave.
· De opbrengsten van de grote hoeveelheden gas werden met name verjubeld, zoals onlangs ook weer eens door NRC Handelsblad werd vastgesteld. Daarbij is het de vraag of de recent aangetoonde voorraden in de Nederlandse bodem gemakkelijk winbaar zijn, waarbij in ieder geval vaststaat dat die bij Slochteren eindig is en niet net als zo vaak in het verleden de overheidsfinanciën te hulp kan schieten.
· En ondanks alle retoriek zijn er in de publieke sector net zo goed schandalen rond beloning (zie de publieke omroep, de woningcorporaties, de zorg etc.) en verkwisting.
Kortom, de historie overziend hebben bureaucratieën de neiging alleen maar te expanderen en bereiken op een gegeven moment een omvang en clientèle die terugrollen bemoeilijkt, wat niet hoopvol stemt voor de toekomst.
Abonneren op:
Posts (Atom)