woensdag 8 juli 2009

De overheid als rupsje nooit genoeg

Vaak worden de huidige economische tijden vergeleken met die van de jaren dertig. Die vergelijking gaat om velerlei redenen mank, onder andere omdat de geschiedenis zich nooit herhaalt. Wel is er een opmerkelijke parallel met de jaren tachtig. Dit ondanks dat we er een stuk beter voor staan dan toen, dankzij de structurele hervormingen die sindsdien met enige regelmaat (vooral tijdens laagconjuncturen) zijn doorgevoerd. Dit ten spijt heeft het ons geen steek verder gebracht waar het gaat om het beslag dat de overheid legt op de economie en de rol die aan die overheid wordt toegedicht bij het oplossen van problemen. Overheidstekort en collectieve lasten bevinden zich op niveaus die we voor het laatst zagen in de hoogtijdagen van de tot nu zwaarste economische recessie van na de oorlog, die van begin jaren tachtig. De collectieve uitgaven overschrijden volgend jaar de grens van 50 procent van het BBP, wat betekent dat de overheid van meer dan de helft van wat we met z’n allen verdienen in Nederland bepaalt waaraan dat moet worden besteed.

De vraag rijst of het nu weer 15 jaar gaat duren voordat de boel weer enigszins op orde is met de staatsfinanciën. De aanwijzingen die we hebben voor een oordeel stemmen niet echt hoopvol als het gaat om het in de toekomst terugdringen van overheidsuitgaven:
· Het saneren en weer privatiseren van de financiële sector zou, gelet op eerdere financiële crises in met name Scandinavië, in een paar jaar tijd mogelijk moeten zijn. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met aanzienlijke opbrengsten maar over het antwoord op de vraag of die de huidige donaties zullen dekken, valt nog weinig zinnigs te zeggen. Laten we dit punt hier buiten beschouwing laten, mede vanwege het feit dat tegenover de leningen aan banken ook (verwaterde) bezittingen staan die in waarde toenemen als de conjunctuur vroeg of iets later weer aantrekt. Daarmee is niets gezegd over het belang hiervan, integendeel, het beheer van de aandelen in de financiële sector verdient alle aandacht omdat het niet in de handen van ambtenaren behoort te liggen.
· De uitgaven voor ouderen zullen de komende jaren sterk toenemen en dat geldt ook voor die van jongeren. Dat van ouderen was bekend, maar dat zoveel kinderen in toenemende mate hulp van overheidswege nodig hebben mag zorgen baren. Zo’n 7% van alle jongeren kreeg in 2007 intensieve jeugdzorg. Andere berekeningen, van de hoogleraar opvoedkunde Hermanns, hebben als uitkomst dat 14% van alle 0 tot 18 jarigen gespecialiseerde hulp ontvangt wegens ernstige gedrags-, opgroei- of opvoedproblemen.
· In een lezenswaardig artikel in het blad Economisch Statistische Berichten van 29 mei 2009 toont de Groningse econoom Flip de Kam aan dat de zorg niet alleen bij kabinetsformaties budgettair ruim wordt bedeeld, maar dat in de daarop volgende jaren de steevast aan de orde zijnde overschrijdingen vaak niet of nauwelijks worden gecompenseerd. De zorg was dan ook de grootste slokop van publiek geld de afgelopen decennia. De uitgaven aan zorg namen toe van 1% van het BBP in 1960 tot naar verwachting 10% in 2010. De Kam rekent voor dat dit onder plausibele veronderstellingen zomaar meer dan 15% kan zijn in 2040.
· Het grote aantal heilige huisjes in de staatshuishouding. Om het draagvlak voor de verzorgingsstaat maar zo breed mogelijk te houden, ligt elke groep van enige importantie aan het infuus van de overheid. Hogere en middeninkomens betalen weliswaar hoge belastingen, maar weten de rekening vaak aardig te drukken door de enige twee aftrekposten die nog zoden voor hen aan de dijk zetten: pensioenopbouw en hypotheekrente. Ons fiscaal stelsel zit vol met cadeautjes voor allerlei belangengroepen (milieu, eigen huis, alleenstaande ouders), naast pesterijen voor andere groepen (overdrachtsbelasting, successierechten, hoge accijnzen voor benzine, tabak, alcohol). Ook zijn er nog de toeslagen voor huur, kinderopvang en zorg en het kindgebonden budget die miljarden vergen. Wil de invloed van de overheid op onze economie serieus worden teruggedrongen dan kunnen er geen taboes worden gespaard.

Op 4 april is in deze kolommen in een pleidooi voor structurele hervormingen al eens opgeschreven wat de effecten zijn van een te grote verstikkende invloed van de overheid op de economie, waarbij is afgezien van andere onwenselijke invloeden op de samenleving zoals het plat slaan van privaat initiatief (en daarmee een oneindige bron van creativiteit) en het creëren van een afhankelijkheidscultuur. Wat is de ‘track record’ van de overheid:
· Ondanks huilerige verhalen over ‘publieke armoede en private rijkdom’ is het niveau van de nominale overheidsuitgaven nog nooit gedaald in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
· Harde bezuinigingen mogen misschien in velen hun geheugen gegrift zitten, in de werkelijkheid profiteerde de overheid altijd sterk van de economische hoogconjunctuur om de tekorten tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Het in de hand houden van de overheidsuitgaven bleek vaak een te grote opgave.
· De opbrengsten van de grote hoeveelheden gas werden met name verjubeld, zoals onlangs ook weer eens door NRC Handelsblad werd vastgesteld. Daarbij is het de vraag of de recent aangetoonde voorraden in de Nederlandse bodem gemakkelijk winbaar zijn, waarbij in ieder geval vaststaat dat die bij Slochteren eindig is en niet net als zo vaak in het verleden de overheidsfinanciën te hulp kan schieten.
· En ondanks alle retoriek zijn er in de publieke sector net zo goed schandalen rond beloning (zie de publieke omroep, de woningcorporaties, de zorg etc.) en verkwisting.

Kortom, de historie overziend hebben bureaucratieën de neiging alleen maar te expanderen en bereiken op een gegeven moment een omvang en clientèle die terugrollen bemoeilijkt, wat niet hoopvol stemt voor de toekomst.

Geen opmerkingen: