Wat zijn nu mogelijke oplossingen om de negatieve gevolgen van migratie te beperken? Voor de goede verstaander: aan migratie kunnen tal van voordelen verbonden zijn. Wij stammen allen af van migranten en zonder migratie zou de VS niet bestaan. Bedacht zij wel dat migratie geen oplossing voor vergrijzing is. Ook migranten worden ouder en naarmate de tijd vordert zijn er dus steeds meer migranten nodig om de gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking constant te houden. Wat problematisch is, zeker in de Europese context, is dat de arrangementen van de verzorgingsstaat een grote aantrekkingskracht uitoefenen op groepen migranten uit arme landen en er tegelijkertijd voor zorgen dat het (duurzaam) gaan werken wordt belemmerd. Daardoor worden ook personen aangetrokken die er niet in de eerste plaats op uit zijn om zelfstandig in hun eigen levensonderhoud te voorzien.
Een restrictief migratiebeleid moet er allereerst voor zorgen dat migranten niet met de verkeerde verwachtingen op pad gaan. Wie de verzorgingsstaat persé wil handhaven zal deze ook letterlijk moeten beschermen. Dat betekent dus barrières opwerpen. Dat kunnen fysieke grenzen zijn aan de buitenkant van de EU maar het kan ook de toegang tot de verzorgingsstaat zelf zijn. Hoe ziet dit laatste eruit? Veel landen kennen geen universele verzorgingsstaat. In de VS, Italië en Spanje bestaat geen alomvattend vangnet voor personen die zelf niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Keerzijde hiervan is het optreden van groepen die bij gebrek aan werk andere activiteiten kunnen ontplooien, variërend van diefstal, zwart werk en bedelarij. Het is de vraag of dit een voor Nederland begaanbare weg is, aangezien deze oplossing met zich meebrengt dat er ook een zekere tolerantie moet zijn voor armoede die niet door de staat zal worden gelenigd maar wel openlijk ten toon gespreid.
Naast de dekking kan ook worden gekeken naar hoogte en duur van arrangementen. Zo zou een wachtperiode in acht kunnen worden genomen, waarin soberder voorwaarden gelden of helemaal geen uitkering wordt verstrekt. De lengte van de wachtperiode is dan afhankelijk van het arbeidsverleden. De hoogte van de uitkering kan ook variëren met het arbeidsverleden. De rechtvaardiging hiervan ligt in de periode dat premies zijn betaald. Als legaal wordt gewerkt dan zijn ook premies afgedragen voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Bij het intreden van dergelijke risico’s bestaat dan ook aanspraak op een uitkering. Daarmee is niet gezegd dat die uitkering ook daadwerkelijk in ons land moet worden genoten. Naarmate uitkeringsaanspraken langer worden genoten wordt het echter steeds problematischer iemand te dwingen het land te verlaten. Een daadwerkelijk activerende verzorgingsstaat kan uiteraard wel de druk opvoeren door iemand te dwingen om te gaan werken, indien deze niet arbeidsongeschikt is. Kortom, als iemand eenmaal is toegelaten tot een uitkering wordt het steeds problematischer deze te verwijderen, zeker als hij zelf vastbesloten is om te blijven en ook zijn familie over laat komen. Dit is wat de afgelopen decennia is gebeurd. Het leidt ertoe dat uitkeringsgebruik nog verder zal ‘verkleuren’, wat het financiële en maatschappelijke draagvlak ondermijnt.
De bijstand is echter geen verzekering maar een voorziening, waarvan alleen in Nederland gebruik kan worden gemaakt. Bij dreigend gebruik kan tot uitzetting worden overgegaan van diegenen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben.
Twee scenario’s zijn denkbaar t.a.v. hoe om te gaan met migratie:
1. Migratie zo veel mogelijk vrijlaten. Dit zal resulteren in een toestroom van mensen, waarvan de praktijk laat zien dat zij moeizaam een plek vinden in de samenleving. Velen van hen zullen vroeg of laat een beroep doen op de arrangementen van de verzorgingsstaat. Aan hen kan niet op dezelfde voet toegang worden geboden als aan autochtonen aangezien dat onbetaalbaar wordt en geen prikkel vormt om in het eigen bestaan te voorzien. Dit vergt een tolerantie voor openlijke armoede die tot dusverre afwezig is in Nederland. Om migranten kansen te bieden op de arbeidsmarkt is het creëren van een segment laagbetaalde banen nodig, wat tot dusverre wordt voorkomen door de aanwezigheid van een hoog minimumloon.
2. Migratie zo veel mogelijk beperken door migranten hooguit slechts tijdelijk toe te laten en ook vluchtelingen zo veel mogelijk in de regio opvangen. Ook in dit scenario zal het onaantrekkelijk moeten worden gemaakt om een beroep te doen op de sociale zekerheid. Naarmate de toegang sterker gecontroleerd kan worden en het uitzettingsbeleid effectiever is, kunnen de voorwaarden voor een uitkering soepeler worden gehanteerd. De open grenzen in Europa en de elkaar opvolgende generaal pardons in met name de zuidelijke Lidstaten maken dit echter onwaarschijnlijk.
Kortom, uit het voorgaande volgt dat migratie en de verzorgingsstaat op gespannen voet staan met elkaar. Sommige Scandinavische landen hebben dit al wel begrepen en hanteren een strikt migratiebeleid om hun royale verzorgingsstaat te beschermen. Er is ook nog een derde scenario, want uiteraard kunnen we ook blijven aanmodderen. Dat scenario lijkt sterk op hoe het de afgelopen decennia is gegaan.
woensdag 2 december 2009
zaterdag 21 november 2009
The Ownership State
Een interessante nieuwe denker in het Verenigd Koninkrijk is de politieke wetenschapper, theoloog en filosoof Phillip Blond (en.wikipedia.org/wiki/Phillip_Blond). Zijn ster is snel gerezen na een publicatie in het blad Prospect magazine in februari 2009. Dit maakte zoveel reacties en geld los dat een eigen denktank niet lang op zich liet wachten. Dit najaar startte deze onder de naam ResPublica (www.respublica.org.uk). Blond ziet zichzelf als een ‘Red Tory’ en heeft invloed bij zowel de Conservatieven als Labour; zijn gedachtegoed lijkt echter het dichtst bij eerstgenoemde partij te liggen. Een interessante publicatie is het in oktober dit jaar gepubliceerde The Ownership State. Dit rapport is geschreven vanuit een grote bezorgdheid met het functioneren van publieke diensten in het Verenigd Koninkrijk. Ondanks een massieve toename van budgetten met 55 procent sinds 2000 is de productiviteit in de publieke sector in dezelfde periode per saldo gedaald met 3,4 procent. Professionals in de publieke sector zijn gedemotiveerd geraakt. Illustratief hiervoor is het werk van een Britse politieagent. Bijna de helft van diens werktijd gaat op aan werkzaamheden op kantoor, dan nog eens 20 tot 30 procent aan rapporten schrijven en maar 14 procent aan patrouilles. Slechts 1 procent wordt besteed aan patrouille te voet. De problemen die Blond schetst zijn ook zeer herkenbaar in de Nederlandse context. Logge publieke organisaties met veel bureaucratie en managementlagen die zich niets aantrekken van de mensen die zij geacht worden te helpen. Om dit patroon te doorbreken moeten in de ogen van Blond de professionals die het werk doen en mensen uit de gemeenschappen voor wie ze dit doen de handen ineen slaan en zelf letterlijk het heft in handen nemen. Door uitvoerende professionals zelf verantwoordelijk te maken kan de dienstverlening verbeteren en kunnen de kosten omlaag zo laat Blond zien. Staatseigendom voorkomt dit maar moet niet worden vervangen door privaat eigendom, omdat dan publieke monopolies worden ingeruild voor private oligopolies zo leert de ervaring. Hoewel marktwerking superieur is aan publieke voortbrenging van goederen lenen lang niet alle activiteiten van de staat zich hiervoor. Dit vraagt om na te denken hoe publieke activiteiten het best kunnen worden georganiseerd. Bureaucratieën moeten volgens Blond worden opgebroken in kleinere onderdelen die worden gerund door degenen die de klanten te woord staan (‘frontline staff’) tezamen met vertegenwoordigers van de gemeenschappen voor wie zij werken. Vermeende schaalvoordelen gaan dan misschien verloren maar de winst van een verbeterde publieke dienstverlening is veel groter. Naïef? Lees het zelf en trek dan de conclusie.
vrijdag 18 september 2009
Migratie en de verzorgingsstaat (I)
Het idee om de institutionele vormgeving van de samenleving te zien als een soort van sociaal contract is niet nieuw. Dat geldt ook voor de Nederlandse verzorgingsstaat. Het sociale contract tussen de deelnemers houdt stand zolang iedereen zijn/haar rechten en plichten nakomt. Daarom zijn migratie en een vrije toegang tot de verzorgingsstaat onverenigbaar. De Amerikaanse econoom Milton Friedman trok deze conclusie decennia geleden al.
Royale verzorgingsstaten houden stand als zij een breed draagvlak onder de bevolking kennen. Reden waarom in Nederland de werknemersverzekeringen ook de middeninkomens een goed inkomensalternatief bieden. Als er één groep is die steeds de rekening krijgt gepresenteerd, dan houdt het snel op met de bereidheid degenen te financieren die een hoog risico hebben en frequent een beroep doen op inkomensondersteuning van overheidswege. Draagvlak zorgt er niet alleen voor dat mensen bereid zijn om mee te betalen, het bevordert ook het besef om het beroep van jezelf en van anderen te beperken tot dat wat noodzakelijk is. Als noden een gezicht krijgen, zijn mensen veel sneller bereid de buidel te trekken en dat geldt ook als de perceptie overheerst dat de noden echt zijn en gelenigd moeten worden. Tegelijkertijd was in de relatief gesloten gemeenschappen in grote delen van Scandinavië en in de jaren zestig ook in Nederland misbruik om dezelfde reden niet of nauwelijks een probleem. In feite geldt dat voor alle regels: er moet een bepaald minimum zijn aan draagvlak en beperkt misbruik (n.b. paradoxaal genoeg hebben ook de overtreders daar baat bij!). Zie hier het sociaal contract van de verzorgingsstaat.
Als steeds meer mensen een beroep doen op de arrangementen van de verzorgingsstaat, dan stijgen de lasten die worden omgeslagen over de werkenden en is de verhouding tussen bijdragen en uitnames niet evenwichtig meer. Aangezien we uit de economische theorie weten dat deze lasten uiteindelijk gedragen worden door de meest immobiele productiefactor, te weten arbeid, dan nemen de loonkosten dus toe. Dit proces kan een vliegwieleffect in gang zetten als de gestegen loonkosten tot nieuwe ontslagen leiden, waarvan de uitkeringen door nieuwe premiestijgingen worden gefinancierd.
Het systeem kan onder druk komen te staan als massaal mensen van buiten de grenzen instromen en een (relatief groot) beroep doen op uitkeringen. Ook dan stijgen de lasten en gaat dit juist ten koste van de werkgelegenheid. In het geval van de Europese verzorgingsstaten komen daar nog twee immigratiespecifieke problemen bij die bijdragen aan een, vaak langdurig verblijf in een uitkering:
1. Elk type staat trekt zijn eigen migranten. Dit werd al enige decennia geleden opgemerkt door de naar de VS gevluchte Cubaanse econoom Borjas, wiens stelling door later empirisch onderzoek keer op keer is bevestigd. De intuïtie is simpel. In de VS kun je als migrant hooguit terugvallen op je familie, maar in de meeste gevallen moet je meteen hard aan de slag om in je eigen levensonderhoud te voorzien. Het zijn dan ook de meer ondernemende types met vertrouwen in eigen kunnen die opteren voor migratie naar een land als de VS of een ander land zonder wijd verbreide verzorgingsstaat. In Europa volstaat het dat één familielid, meestal een jongeman in de bloei van zijn leven, een voet tussen de deur wrikt. Hij laat vervolgens via gezinsvorming of –hereniging familieleden overkomen zonder noodzakelijkerwijs over voldoende eigen inkomsten te beschikken. Veel Afrikanen zien het verwerven van een tijdelijke of permanente Europese verblijfsstatus dan ook als het winnend lot in een loterij, met indien nodig meerdere trekkingsronden.
2. Het voorgaande neemt niet weg dat ook de EU wel degelijk gemotiveerde migranten weet te trekken. De verzorgingsstaat werpt echter allerlei barrières op om aan de slag te komen. Hoge wettelijke minimumlonen zorgen ervoor dat iemand een behoorlijke productiviteit moet kunnen leveren om legaal werk te kunnen verrichten, terwijl hij aanvankelijk de taal niet spreekt en over de vereiste diploma’s beschikt. De hoge belasting- en premiedruk verhogen de loonkosten voor werkgevers nog meer en verkleinen de kans om te worden aangenomen. Hoge minimumuitkeringsregelingen die voor iedere burger toegankelijk zijn, aangevuld met inkomensafhankelijk regelingen als in Nederland de huurtoeslag en allerlei kindregelingen, bieden geen financiële stimulans om aan de slag te gaan en zeker niet als al één iemand in het gezin een laagbetaalde baan heeft.
Open grenzen en een genereuze en vrij toegankelijke verzorgingsstaat gaan dus niet samen. Reden waarom vakbonden in het verleden vaak niet erg pro-migratie waren, mede vanwege het potentieel drukkend effect van migranten op de lonen. Maar ook in de huidige situatie waarin de grenzen niet volledig open staan en de toegang tot de arrangementen van de verzorgingsstaat met het nodige plakwerk getracht wordt enigszins af te dichten, kunnen de kosten hoog oplopen. Het kabinet is echter niet bereid de kosten van migratie uit te rekenen. Op basis van de voorgaande analyse zou het dat wel moeten doen. Niet alleen omdat de migratie is begonnen met, en ook werd gerechtvaardigd door, arbeidsmigranten, maar ook omdat dat soort sommen nodig is voor het beoordelen van de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en op grond daarvan gerechtvaardigde maatregelen. Waarmee moeten we anders de verhoging van de AOW-leeftijd vergelijken? Een mogelijk alternatief hiervoor is het beperken van de toegang tot de sociale zekerheid voor migranten,, via b.v. een opbouwstelsel.
Hoe nu verder? Het bestaande sociaal contract voldoet niet meer, omdat het evenwicht tussen rechten en plichten en bijdragen en beroep uit het lood is geslagen. De volgende keer gaat het over mogelijke oplossingen hiervoor.
Royale verzorgingsstaten houden stand als zij een breed draagvlak onder de bevolking kennen. Reden waarom in Nederland de werknemersverzekeringen ook de middeninkomens een goed inkomensalternatief bieden. Als er één groep is die steeds de rekening krijgt gepresenteerd, dan houdt het snel op met de bereidheid degenen te financieren die een hoog risico hebben en frequent een beroep doen op inkomensondersteuning van overheidswege. Draagvlak zorgt er niet alleen voor dat mensen bereid zijn om mee te betalen, het bevordert ook het besef om het beroep van jezelf en van anderen te beperken tot dat wat noodzakelijk is. Als noden een gezicht krijgen, zijn mensen veel sneller bereid de buidel te trekken en dat geldt ook als de perceptie overheerst dat de noden echt zijn en gelenigd moeten worden. Tegelijkertijd was in de relatief gesloten gemeenschappen in grote delen van Scandinavië en in de jaren zestig ook in Nederland misbruik om dezelfde reden niet of nauwelijks een probleem. In feite geldt dat voor alle regels: er moet een bepaald minimum zijn aan draagvlak en beperkt misbruik (n.b. paradoxaal genoeg hebben ook de overtreders daar baat bij!). Zie hier het sociaal contract van de verzorgingsstaat.
Als steeds meer mensen een beroep doen op de arrangementen van de verzorgingsstaat, dan stijgen de lasten die worden omgeslagen over de werkenden en is de verhouding tussen bijdragen en uitnames niet evenwichtig meer. Aangezien we uit de economische theorie weten dat deze lasten uiteindelijk gedragen worden door de meest immobiele productiefactor, te weten arbeid, dan nemen de loonkosten dus toe. Dit proces kan een vliegwieleffect in gang zetten als de gestegen loonkosten tot nieuwe ontslagen leiden, waarvan de uitkeringen door nieuwe premiestijgingen worden gefinancierd.
Het systeem kan onder druk komen te staan als massaal mensen van buiten de grenzen instromen en een (relatief groot) beroep doen op uitkeringen. Ook dan stijgen de lasten en gaat dit juist ten koste van de werkgelegenheid. In het geval van de Europese verzorgingsstaten komen daar nog twee immigratiespecifieke problemen bij die bijdragen aan een, vaak langdurig verblijf in een uitkering:
1. Elk type staat trekt zijn eigen migranten. Dit werd al enige decennia geleden opgemerkt door de naar de VS gevluchte Cubaanse econoom Borjas, wiens stelling door later empirisch onderzoek keer op keer is bevestigd. De intuïtie is simpel. In de VS kun je als migrant hooguit terugvallen op je familie, maar in de meeste gevallen moet je meteen hard aan de slag om in je eigen levensonderhoud te voorzien. Het zijn dan ook de meer ondernemende types met vertrouwen in eigen kunnen die opteren voor migratie naar een land als de VS of een ander land zonder wijd verbreide verzorgingsstaat. In Europa volstaat het dat één familielid, meestal een jongeman in de bloei van zijn leven, een voet tussen de deur wrikt. Hij laat vervolgens via gezinsvorming of –hereniging familieleden overkomen zonder noodzakelijkerwijs over voldoende eigen inkomsten te beschikken. Veel Afrikanen zien het verwerven van een tijdelijke of permanente Europese verblijfsstatus dan ook als het winnend lot in een loterij, met indien nodig meerdere trekkingsronden.
2. Het voorgaande neemt niet weg dat ook de EU wel degelijk gemotiveerde migranten weet te trekken. De verzorgingsstaat werpt echter allerlei barrières op om aan de slag te komen. Hoge wettelijke minimumlonen zorgen ervoor dat iemand een behoorlijke productiviteit moet kunnen leveren om legaal werk te kunnen verrichten, terwijl hij aanvankelijk de taal niet spreekt en over de vereiste diploma’s beschikt. De hoge belasting- en premiedruk verhogen de loonkosten voor werkgevers nog meer en verkleinen de kans om te worden aangenomen. Hoge minimumuitkeringsregelingen die voor iedere burger toegankelijk zijn, aangevuld met inkomensafhankelijk regelingen als in Nederland de huurtoeslag en allerlei kindregelingen, bieden geen financiële stimulans om aan de slag te gaan en zeker niet als al één iemand in het gezin een laagbetaalde baan heeft.
Open grenzen en een genereuze en vrij toegankelijke verzorgingsstaat gaan dus niet samen. Reden waarom vakbonden in het verleden vaak niet erg pro-migratie waren, mede vanwege het potentieel drukkend effect van migranten op de lonen. Maar ook in de huidige situatie waarin de grenzen niet volledig open staan en de toegang tot de arrangementen van de verzorgingsstaat met het nodige plakwerk getracht wordt enigszins af te dichten, kunnen de kosten hoog oplopen. Het kabinet is echter niet bereid de kosten van migratie uit te rekenen. Op basis van de voorgaande analyse zou het dat wel moeten doen. Niet alleen omdat de migratie is begonnen met, en ook werd gerechtvaardigd door, arbeidsmigranten, maar ook omdat dat soort sommen nodig is voor het beoordelen van de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en op grond daarvan gerechtvaardigde maatregelen. Waarmee moeten we anders de verhoging van de AOW-leeftijd vergelijken? Een mogelijk alternatief hiervoor is het beperken van de toegang tot de sociale zekerheid voor migranten,, via b.v. een opbouwstelsel.
Hoe nu verder? Het bestaande sociaal contract voldoet niet meer, omdat het evenwicht tussen rechten en plichten en bijdragen en beroep uit het lood is geslagen. De volgende keer gaat het over mogelijke oplossingen hiervoor.
Reactie in ESB
In het vandaag verschenen nummer van het economenblad Economisch Statistische Berichten reageren Rob Wouters en Nico Gerritsen op een eerder gepubliceerd artikel van Paul de Beer over door hem verwachte langdurig hoge werkloosheid. Zie http://esbonline.sdu.nl/.
woensdag 29 juli 2009
Achteruit boeren
Stel u bent bakker en de verkoopprijs van brood staat u niet aan. Nu kan bakker zijn uw roeping zijn, maar zoals Adam Smith al stelde bakken de meeste bakkers brood om in hun eigen levensonderhoud te voorzien en niet uit maatschappelijke overwegingen. Als bakker zijn te weinig oplevert, dan zullen sommigen er mee stoppen en een andere broodwinning zoeken die hen meer oplevert. Zo werkt het in de meeste beroepen, waarvoor geldt dat ze hun producten verkopen op de markt. Een uitzondering hierop vormen echter de boeren.
Recent klagen veel boeren over de sinds de zomer van 2008 fors gedaalde melkprijzen. Zij stellen dat sinds de herfst van 2007 de prijs is gehalveerd van 40 cent per kilo toen tot 20 cent per kilo nu (zonder erbij te vermelden dat in de zomer van 2007 de melkprijs circa 25 cent per kilo bedroeg). Deze prijs zou niet kostendekkend zijn. Om redenen van veilig stellen van de voedselvoorziening, de leefbaarheid van het platteland etc, worden boeren in de EU flink gesubsidieerd om hun heilzame werk in stand te houden. De afgelopen jaren is de EU meer en meer overgegaan op inkomenssubsidies voor boeren en premies voor braak leggen en natuurbeheer. De zeer marktverstorende export- en prijssubsidies zijn sterk gereduceerd. De EU zegt in 2015 af te willen van het quotasysteem voor melk zoals dat nu nog geldt.
Als gevolg van het dalen van de melkprijs willen de melkveehoudende boeren dat de financiële hulp weer wordt opgeschroefd. Een deze maand gepubliceerd EU-rapport ondersteunt deze wens door lidstaten meer ruimte te geven om hun boeren te subsidiëren, door 19,5 miljoen euro uit te trekken voor promotie van zuivel (“Joris Driepinter”) en door te bekijken of supermarkten wel een eerlijke prijs betalen voor melk. Het laatste is curieus en ingegeven door de observatie dat in de afgelopen tijd de prijs die boeren voor hun melk krijgen met 31 procent is gedaald, terwijl de prijsdaling in de supermarkt niet meer dan 2 procent zou bedragen. Daarbij zijn ze vergeten dat de melkprijs in de supermarkt ook niet de rit omhoog eerder in 2007 heeft gevolgd. In België en Frankrijk dwongen de boeren bij de supermarkten afspraken af die de facto een hogere melkprijs als resultaat hebben.
Uiteraard zijn boeren vrij afspraken te maken met afnemers over de prijs van melk. Dat die afspraak vervolgens geldt voor alle afnemers en wordt afgedwongen door blokkades met tractoren kan echter nooit in het belang van de consument zijn. Boeren hebben zich in de meeste landen georganiseerd via coöperaties om zo betere prijzen voor hun producten te kunnen bedingen. Dat proces moet lopen via onderhandelingen met marktpartijen en niet worden opgelegd via dwang of algemeen verbindend worden verklaard door de overheid.
Het invoeren van prijsgaranties terwijl de productie in stand blijft is geen adequate reactie op een lage melkprijs, omdat het de achterliggende oorzaak niet wegneemt. Melkveeboeren kunnen wel degelijk concurreren met elkaar en behoeven geen extra bescherming. Er is geen sprake van een markt die zou moeten worden beschermd omdat anders een waardevolle infrastructuur verdwijnt of omdat er hoge barrières zijn die nieuwe toetreding belemmeren. Kostenniveaus verschillen sterk tussen boeren, want in de ene regio wordt melk op een veel rendabelere wijze geproduceerd dan in de andere. Een lage melkprijs zorgt ervoor dat de minst rendabele producenten moeten sluiten, althans dat zou zo moeten zijn in een normaal functionerende markt. De marktverstoringen die door de EU zijn geïnitieerd, voorkomen het op gang komen van een heilzaam saneringsproces. Lidstaten extra mogelijkheden geven om te interveniëren en hun eigen boeren overeind te houden, maakt de zaak alleen maar erger. Boeren bijten zich vast in hun bestaan als melkveehouder en overwegen niet om hun grond te benutten voor het produceren van andere agrarische producten, om een niet-agrarische bestemming aan hun grond te geven (recreatief, bebouwen etc.) of om hun bedrijf te verkopen. Ze lobbyen liever om bescherming en sommigen willen in navolging van Canadees voorbeeld de markt dichtgooien voor zuivel uit landen van buiten de EU. Nu is protectionisme nooit een idee waarvan economisch rendement valt te verwachten, simpelweg vanwege het feit dat andere landen tegenmaatregelen zullen nemen. Wat voor bakkers en anderen geldt, geldt blijkbaar niet voor boeren. Boer ben je voor het leven.
Recent klagen veel boeren over de sinds de zomer van 2008 fors gedaalde melkprijzen. Zij stellen dat sinds de herfst van 2007 de prijs is gehalveerd van 40 cent per kilo toen tot 20 cent per kilo nu (zonder erbij te vermelden dat in de zomer van 2007 de melkprijs circa 25 cent per kilo bedroeg). Deze prijs zou niet kostendekkend zijn. Om redenen van veilig stellen van de voedselvoorziening, de leefbaarheid van het platteland etc, worden boeren in de EU flink gesubsidieerd om hun heilzame werk in stand te houden. De afgelopen jaren is de EU meer en meer overgegaan op inkomenssubsidies voor boeren en premies voor braak leggen en natuurbeheer. De zeer marktverstorende export- en prijssubsidies zijn sterk gereduceerd. De EU zegt in 2015 af te willen van het quotasysteem voor melk zoals dat nu nog geldt.
Als gevolg van het dalen van de melkprijs willen de melkveehoudende boeren dat de financiële hulp weer wordt opgeschroefd. Een deze maand gepubliceerd EU-rapport ondersteunt deze wens door lidstaten meer ruimte te geven om hun boeren te subsidiëren, door 19,5 miljoen euro uit te trekken voor promotie van zuivel (“Joris Driepinter”) en door te bekijken of supermarkten wel een eerlijke prijs betalen voor melk. Het laatste is curieus en ingegeven door de observatie dat in de afgelopen tijd de prijs die boeren voor hun melk krijgen met 31 procent is gedaald, terwijl de prijsdaling in de supermarkt niet meer dan 2 procent zou bedragen. Daarbij zijn ze vergeten dat de melkprijs in de supermarkt ook niet de rit omhoog eerder in 2007 heeft gevolgd. In België en Frankrijk dwongen de boeren bij de supermarkten afspraken af die de facto een hogere melkprijs als resultaat hebben.
Uiteraard zijn boeren vrij afspraken te maken met afnemers over de prijs van melk. Dat die afspraak vervolgens geldt voor alle afnemers en wordt afgedwongen door blokkades met tractoren kan echter nooit in het belang van de consument zijn. Boeren hebben zich in de meeste landen georganiseerd via coöperaties om zo betere prijzen voor hun producten te kunnen bedingen. Dat proces moet lopen via onderhandelingen met marktpartijen en niet worden opgelegd via dwang of algemeen verbindend worden verklaard door de overheid.
Het invoeren van prijsgaranties terwijl de productie in stand blijft is geen adequate reactie op een lage melkprijs, omdat het de achterliggende oorzaak niet wegneemt. Melkveeboeren kunnen wel degelijk concurreren met elkaar en behoeven geen extra bescherming. Er is geen sprake van een markt die zou moeten worden beschermd omdat anders een waardevolle infrastructuur verdwijnt of omdat er hoge barrières zijn die nieuwe toetreding belemmeren. Kostenniveaus verschillen sterk tussen boeren, want in de ene regio wordt melk op een veel rendabelere wijze geproduceerd dan in de andere. Een lage melkprijs zorgt ervoor dat de minst rendabele producenten moeten sluiten, althans dat zou zo moeten zijn in een normaal functionerende markt. De marktverstoringen die door de EU zijn geïnitieerd, voorkomen het op gang komen van een heilzaam saneringsproces. Lidstaten extra mogelijkheden geven om te interveniëren en hun eigen boeren overeind te houden, maakt de zaak alleen maar erger. Boeren bijten zich vast in hun bestaan als melkveehouder en overwegen niet om hun grond te benutten voor het produceren van andere agrarische producten, om een niet-agrarische bestemming aan hun grond te geven (recreatief, bebouwen etc.) of om hun bedrijf te verkopen. Ze lobbyen liever om bescherming en sommigen willen in navolging van Canadees voorbeeld de markt dichtgooien voor zuivel uit landen van buiten de EU. Nu is protectionisme nooit een idee waarvan economisch rendement valt te verwachten, simpelweg vanwege het feit dat andere landen tegenmaatregelen zullen nemen. Wat voor bakkers en anderen geldt, geldt blijkbaar niet voor boeren. Boer ben je voor het leven.
woensdag 15 juli 2009
Met de taxi naar de markt
De grote hoeveelheid, soms ook gewelddadige incidenten met taxichauffeurs doet vermoeden dat de enige jaren geleden ingevoerde marktwerking geen succes is. De wantoestanden die in een gestage stroom naar buiten komen, zijn echter niet het gevolg van het falen van de markt. Het is de overheid die faalt in haar rol van marktmeester, toezichthouder en handhaver en het hoofd buigt voor een groep steeds brutaler wordende chauffeurs.
Het zou volgens Job Cohen burgemeesters nu aan instrumenten en bevoegdheden ontbreken om op te treden, waardoor de gemeente machteloos staat volgens wethouder Gerson. Pas met een eigen verordening kan Amsterdam eisen stellen en handhaven. De hulpeloosheid van gemeenten is aandoenlijk en ook lachwekkend. Simpel optreden op straat is er al jaren niet bij. Daardoor zijn taxichauffeurs gaan denken dat er ook voor hen geen regels gelden. Heeft u wel eens gezien dat een taxichauffeur werd staande gehouden voor het overtreden van de verkeersregels? Toch is dat wat chauffeurs voortdurend doen: wie een taxi ziet, ziet een verkeersovertreding. Parkeerverboden, rood licht, maximum snelheden, eenrichtingsverkeer enz. worden voortdurend aan de laars gelapt en er is niemand die hier iets tegen durft te doen. Waarom wordt chauffeurs die dergelijk gedrag vertonen geen strobreed in de weg gelegd. Waarom wordt hen niet verboden in een taxi rond te rijden en waarom wordt niet bij herhaalde overtreding het rijbewijs ingenomen? Waarom mogen taxi’s over de busbaan rijden? Pogingen van de gemeente Den Haag om dit privilege enige jaren geleden te beëindigen werden gestaakt na acties en blokkades van chauffeurs met een sterk intimiderend karakter. Nooit iemand voor veroordeeld. Toch kan een taxi moeilijk als vorm van openbaar vervoer worden gezien. De motor draait de hele dag, de radio staat hard en de airco zoemt maar door.
De gemeente Amsterdam bepleit verplichte aansluiting bij een taxicentrale en ook het kabinet wil dit. Om reputatieschade te voorkomen zou het collectief individuele kwaadwillende chauffeurs disciplineren, dan hoeft de overheid dat gelukkig niet meer te doen. Het geheugen van deze bestuurders reikt kennelijk niet ver. Van deze oplossing is bewezen dat deze niet werkt. Zoals het voorbeeld van TCA heeft laten zien is deel uitmaken van een groep geen garantie voor goed gedrag. Ook is er een prikkel om je allemaal bij dezelfde groep aan te sluiten, want dat vergemakkelijkt het afdwingen van privileges op de standplaats en het (her)verdelen van de opbrengsten van lange en korte ritten. In veel plaatsen werd de markt dan ook gedomineerd door één partij, die ook geen reputatieschade kan oplopen omdat er geen concurrent is.
Zo lang je gedwongen bent de voorste taxi in de rij te nemen, is het ontstaan van een markt een illusie. Dat verklaart ook waarom de als gevolg van marktwerking verwachte prijsdaling is uitgebleven. Aan de aanbodzijde is sprake van expliciet of impliciet samenspannen, doordat de klant de keus heeft tussen de voorste taxi en anders geen taxi. Daarbij komt dat de chauffeur van die voorste taxi liever niet een kort ritje maakt, want dan verdient hij te weinig en weigert dus om te rijden. Het duurt immers weer een poos voordat hij aan de beurt is als hij achteraan moet sluiten in de rij. Taxichauffeurs behoren dan ook een vervoersplicht te hebben. Sommige vrije rijders proberen alles om dit kartel te doorbreken en gaan bij gebrek aan handhaving over de schreef of denken wat in Karachi, Cairo of Casablanca mag ook mag in Amsterdam. Gezien het gebrek aan sanctionering zijn dergelijke gedachtes niet totaal ongegrond.
Taxichauffeurs zijn de zoveelste groep in een lange rij die van de overheid hun gang mogen gaan en daardoor steeds brutaler worden. Turft u even mee: pizzakoeriers, hells angels, krakers, coffeeshophouders, wiettelers, gewelddadige dierenactivisten, illegalen, kampers, overlastgevende jongeren al dan niet van Marokkaanse afkomst, Greenpeace enz. Het worden er steeds meer en ondertussen klagen handhavers dat hen over de schoenen loopt, waardoor de neerwaartse spiraal verder wordt versterkt. Het wordt tijd om hieraan grenzen te stellen. Niet door steeds maar weer te roepen om meer bevoegdheden of instrumenten, maar door simpelweg op te treden en de bestaande regels te handhaven.
Het zou volgens Job Cohen burgemeesters nu aan instrumenten en bevoegdheden ontbreken om op te treden, waardoor de gemeente machteloos staat volgens wethouder Gerson. Pas met een eigen verordening kan Amsterdam eisen stellen en handhaven. De hulpeloosheid van gemeenten is aandoenlijk en ook lachwekkend. Simpel optreden op straat is er al jaren niet bij. Daardoor zijn taxichauffeurs gaan denken dat er ook voor hen geen regels gelden. Heeft u wel eens gezien dat een taxichauffeur werd staande gehouden voor het overtreden van de verkeersregels? Toch is dat wat chauffeurs voortdurend doen: wie een taxi ziet, ziet een verkeersovertreding. Parkeerverboden, rood licht, maximum snelheden, eenrichtingsverkeer enz. worden voortdurend aan de laars gelapt en er is niemand die hier iets tegen durft te doen. Waarom wordt chauffeurs die dergelijk gedrag vertonen geen strobreed in de weg gelegd. Waarom wordt hen niet verboden in een taxi rond te rijden en waarom wordt niet bij herhaalde overtreding het rijbewijs ingenomen? Waarom mogen taxi’s over de busbaan rijden? Pogingen van de gemeente Den Haag om dit privilege enige jaren geleden te beëindigen werden gestaakt na acties en blokkades van chauffeurs met een sterk intimiderend karakter. Nooit iemand voor veroordeeld. Toch kan een taxi moeilijk als vorm van openbaar vervoer worden gezien. De motor draait de hele dag, de radio staat hard en de airco zoemt maar door.
De gemeente Amsterdam bepleit verplichte aansluiting bij een taxicentrale en ook het kabinet wil dit. Om reputatieschade te voorkomen zou het collectief individuele kwaadwillende chauffeurs disciplineren, dan hoeft de overheid dat gelukkig niet meer te doen. Het geheugen van deze bestuurders reikt kennelijk niet ver. Van deze oplossing is bewezen dat deze niet werkt. Zoals het voorbeeld van TCA heeft laten zien is deel uitmaken van een groep geen garantie voor goed gedrag. Ook is er een prikkel om je allemaal bij dezelfde groep aan te sluiten, want dat vergemakkelijkt het afdwingen van privileges op de standplaats en het (her)verdelen van de opbrengsten van lange en korte ritten. In veel plaatsen werd de markt dan ook gedomineerd door één partij, die ook geen reputatieschade kan oplopen omdat er geen concurrent is.
Zo lang je gedwongen bent de voorste taxi in de rij te nemen, is het ontstaan van een markt een illusie. Dat verklaart ook waarom de als gevolg van marktwerking verwachte prijsdaling is uitgebleven. Aan de aanbodzijde is sprake van expliciet of impliciet samenspannen, doordat de klant de keus heeft tussen de voorste taxi en anders geen taxi. Daarbij komt dat de chauffeur van die voorste taxi liever niet een kort ritje maakt, want dan verdient hij te weinig en weigert dus om te rijden. Het duurt immers weer een poos voordat hij aan de beurt is als hij achteraan moet sluiten in de rij. Taxichauffeurs behoren dan ook een vervoersplicht te hebben. Sommige vrije rijders proberen alles om dit kartel te doorbreken en gaan bij gebrek aan handhaving over de schreef of denken wat in Karachi, Cairo of Casablanca mag ook mag in Amsterdam. Gezien het gebrek aan sanctionering zijn dergelijke gedachtes niet totaal ongegrond.
Taxichauffeurs zijn de zoveelste groep in een lange rij die van de overheid hun gang mogen gaan en daardoor steeds brutaler worden. Turft u even mee: pizzakoeriers, hells angels, krakers, coffeeshophouders, wiettelers, gewelddadige dierenactivisten, illegalen, kampers, overlastgevende jongeren al dan niet van Marokkaanse afkomst, Greenpeace enz. Het worden er steeds meer en ondertussen klagen handhavers dat hen over de schoenen loopt, waardoor de neerwaartse spiraal verder wordt versterkt. Het wordt tijd om hieraan grenzen te stellen. Niet door steeds maar weer te roepen om meer bevoegdheden of instrumenten, maar door simpelweg op te treden en de bestaande regels te handhaven.
woensdag 8 juli 2009
De overheid als rupsje nooit genoeg
Vaak worden de huidige economische tijden vergeleken met die van de jaren dertig. Die vergelijking gaat om velerlei redenen mank, onder andere omdat de geschiedenis zich nooit herhaalt. Wel is er een opmerkelijke parallel met de jaren tachtig. Dit ondanks dat we er een stuk beter voor staan dan toen, dankzij de structurele hervormingen die sindsdien met enige regelmaat (vooral tijdens laagconjuncturen) zijn doorgevoerd. Dit ten spijt heeft het ons geen steek verder gebracht waar het gaat om het beslag dat de overheid legt op de economie en de rol die aan die overheid wordt toegedicht bij het oplossen van problemen. Overheidstekort en collectieve lasten bevinden zich op niveaus die we voor het laatst zagen in de hoogtijdagen van de tot nu zwaarste economische recessie van na de oorlog, die van begin jaren tachtig. De collectieve uitgaven overschrijden volgend jaar de grens van 50 procent van het BBP, wat betekent dat de overheid van meer dan de helft van wat we met z’n allen verdienen in Nederland bepaalt waaraan dat moet worden besteed.
De vraag rijst of het nu weer 15 jaar gaat duren voordat de boel weer enigszins op orde is met de staatsfinanciën. De aanwijzingen die we hebben voor een oordeel stemmen niet echt hoopvol als het gaat om het in de toekomst terugdringen van overheidsuitgaven:
· Het saneren en weer privatiseren van de financiële sector zou, gelet op eerdere financiële crises in met name Scandinavië, in een paar jaar tijd mogelijk moeten zijn. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met aanzienlijke opbrengsten maar over het antwoord op de vraag of die de huidige donaties zullen dekken, valt nog weinig zinnigs te zeggen. Laten we dit punt hier buiten beschouwing laten, mede vanwege het feit dat tegenover de leningen aan banken ook (verwaterde) bezittingen staan die in waarde toenemen als de conjunctuur vroeg of iets later weer aantrekt. Daarmee is niets gezegd over het belang hiervan, integendeel, het beheer van de aandelen in de financiële sector verdient alle aandacht omdat het niet in de handen van ambtenaren behoort te liggen.
· De uitgaven voor ouderen zullen de komende jaren sterk toenemen en dat geldt ook voor die van jongeren. Dat van ouderen was bekend, maar dat zoveel kinderen in toenemende mate hulp van overheidswege nodig hebben mag zorgen baren. Zo’n 7% van alle jongeren kreeg in 2007 intensieve jeugdzorg. Andere berekeningen, van de hoogleraar opvoedkunde Hermanns, hebben als uitkomst dat 14% van alle 0 tot 18 jarigen gespecialiseerde hulp ontvangt wegens ernstige gedrags-, opgroei- of opvoedproblemen.
· In een lezenswaardig artikel in het blad Economisch Statistische Berichten van 29 mei 2009 toont de Groningse econoom Flip de Kam aan dat de zorg niet alleen bij kabinetsformaties budgettair ruim wordt bedeeld, maar dat in de daarop volgende jaren de steevast aan de orde zijnde overschrijdingen vaak niet of nauwelijks worden gecompenseerd. De zorg was dan ook de grootste slokop van publiek geld de afgelopen decennia. De uitgaven aan zorg namen toe van 1% van het BBP in 1960 tot naar verwachting 10% in 2010. De Kam rekent voor dat dit onder plausibele veronderstellingen zomaar meer dan 15% kan zijn in 2040.
· Het grote aantal heilige huisjes in de staatshuishouding. Om het draagvlak voor de verzorgingsstaat maar zo breed mogelijk te houden, ligt elke groep van enige importantie aan het infuus van de overheid. Hogere en middeninkomens betalen weliswaar hoge belastingen, maar weten de rekening vaak aardig te drukken door de enige twee aftrekposten die nog zoden voor hen aan de dijk zetten: pensioenopbouw en hypotheekrente. Ons fiscaal stelsel zit vol met cadeautjes voor allerlei belangengroepen (milieu, eigen huis, alleenstaande ouders), naast pesterijen voor andere groepen (overdrachtsbelasting, successierechten, hoge accijnzen voor benzine, tabak, alcohol). Ook zijn er nog de toeslagen voor huur, kinderopvang en zorg en het kindgebonden budget die miljarden vergen. Wil de invloed van de overheid op onze economie serieus worden teruggedrongen dan kunnen er geen taboes worden gespaard.
Op 4 april is in deze kolommen in een pleidooi voor structurele hervormingen al eens opgeschreven wat de effecten zijn van een te grote verstikkende invloed van de overheid op de economie, waarbij is afgezien van andere onwenselijke invloeden op de samenleving zoals het plat slaan van privaat initiatief (en daarmee een oneindige bron van creativiteit) en het creëren van een afhankelijkheidscultuur. Wat is de ‘track record’ van de overheid:
· Ondanks huilerige verhalen over ‘publieke armoede en private rijkdom’ is het niveau van de nominale overheidsuitgaven nog nooit gedaald in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
· Harde bezuinigingen mogen misschien in velen hun geheugen gegrift zitten, in de werkelijkheid profiteerde de overheid altijd sterk van de economische hoogconjunctuur om de tekorten tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Het in de hand houden van de overheidsuitgaven bleek vaak een te grote opgave.
· De opbrengsten van de grote hoeveelheden gas werden met name verjubeld, zoals onlangs ook weer eens door NRC Handelsblad werd vastgesteld. Daarbij is het de vraag of de recent aangetoonde voorraden in de Nederlandse bodem gemakkelijk winbaar zijn, waarbij in ieder geval vaststaat dat die bij Slochteren eindig is en niet net als zo vaak in het verleden de overheidsfinanciën te hulp kan schieten.
· En ondanks alle retoriek zijn er in de publieke sector net zo goed schandalen rond beloning (zie de publieke omroep, de woningcorporaties, de zorg etc.) en verkwisting.
Kortom, de historie overziend hebben bureaucratieën de neiging alleen maar te expanderen en bereiken op een gegeven moment een omvang en clientèle die terugrollen bemoeilijkt, wat niet hoopvol stemt voor de toekomst.
De vraag rijst of het nu weer 15 jaar gaat duren voordat de boel weer enigszins op orde is met de staatsfinanciën. De aanwijzingen die we hebben voor een oordeel stemmen niet echt hoopvol als het gaat om het in de toekomst terugdringen van overheidsuitgaven:
· Het saneren en weer privatiseren van de financiële sector zou, gelet op eerdere financiële crises in met name Scandinavië, in een paar jaar tijd mogelijk moeten zijn. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met aanzienlijke opbrengsten maar over het antwoord op de vraag of die de huidige donaties zullen dekken, valt nog weinig zinnigs te zeggen. Laten we dit punt hier buiten beschouwing laten, mede vanwege het feit dat tegenover de leningen aan banken ook (verwaterde) bezittingen staan die in waarde toenemen als de conjunctuur vroeg of iets later weer aantrekt. Daarmee is niets gezegd over het belang hiervan, integendeel, het beheer van de aandelen in de financiële sector verdient alle aandacht omdat het niet in de handen van ambtenaren behoort te liggen.
· De uitgaven voor ouderen zullen de komende jaren sterk toenemen en dat geldt ook voor die van jongeren. Dat van ouderen was bekend, maar dat zoveel kinderen in toenemende mate hulp van overheidswege nodig hebben mag zorgen baren. Zo’n 7% van alle jongeren kreeg in 2007 intensieve jeugdzorg. Andere berekeningen, van de hoogleraar opvoedkunde Hermanns, hebben als uitkomst dat 14% van alle 0 tot 18 jarigen gespecialiseerde hulp ontvangt wegens ernstige gedrags-, opgroei- of opvoedproblemen.
· In een lezenswaardig artikel in het blad Economisch Statistische Berichten van 29 mei 2009 toont de Groningse econoom Flip de Kam aan dat de zorg niet alleen bij kabinetsformaties budgettair ruim wordt bedeeld, maar dat in de daarop volgende jaren de steevast aan de orde zijnde overschrijdingen vaak niet of nauwelijks worden gecompenseerd. De zorg was dan ook de grootste slokop van publiek geld de afgelopen decennia. De uitgaven aan zorg namen toe van 1% van het BBP in 1960 tot naar verwachting 10% in 2010. De Kam rekent voor dat dit onder plausibele veronderstellingen zomaar meer dan 15% kan zijn in 2040.
· Het grote aantal heilige huisjes in de staatshuishouding. Om het draagvlak voor de verzorgingsstaat maar zo breed mogelijk te houden, ligt elke groep van enige importantie aan het infuus van de overheid. Hogere en middeninkomens betalen weliswaar hoge belastingen, maar weten de rekening vaak aardig te drukken door de enige twee aftrekposten die nog zoden voor hen aan de dijk zetten: pensioenopbouw en hypotheekrente. Ons fiscaal stelsel zit vol met cadeautjes voor allerlei belangengroepen (milieu, eigen huis, alleenstaande ouders), naast pesterijen voor andere groepen (overdrachtsbelasting, successierechten, hoge accijnzen voor benzine, tabak, alcohol). Ook zijn er nog de toeslagen voor huur, kinderopvang en zorg en het kindgebonden budget die miljarden vergen. Wil de invloed van de overheid op onze economie serieus worden teruggedrongen dan kunnen er geen taboes worden gespaard.
Op 4 april is in deze kolommen in een pleidooi voor structurele hervormingen al eens opgeschreven wat de effecten zijn van een te grote verstikkende invloed van de overheid op de economie, waarbij is afgezien van andere onwenselijke invloeden op de samenleving zoals het plat slaan van privaat initiatief (en daarmee een oneindige bron van creativiteit) en het creëren van een afhankelijkheidscultuur. Wat is de ‘track record’ van de overheid:
· Ondanks huilerige verhalen over ‘publieke armoede en private rijkdom’ is het niveau van de nominale overheidsuitgaven nog nooit gedaald in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
· Harde bezuinigingen mogen misschien in velen hun geheugen gegrift zitten, in de werkelijkheid profiteerde de overheid altijd sterk van de economische hoogconjunctuur om de tekorten tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Het in de hand houden van de overheidsuitgaven bleek vaak een te grote opgave.
· De opbrengsten van de grote hoeveelheden gas werden met name verjubeld, zoals onlangs ook weer eens door NRC Handelsblad werd vastgesteld. Daarbij is het de vraag of de recent aangetoonde voorraden in de Nederlandse bodem gemakkelijk winbaar zijn, waarbij in ieder geval vaststaat dat die bij Slochteren eindig is en niet net als zo vaak in het verleden de overheidsfinanciën te hulp kan schieten.
· En ondanks alle retoriek zijn er in de publieke sector net zo goed schandalen rond beloning (zie de publieke omroep, de woningcorporaties, de zorg etc.) en verkwisting.
Kortom, de historie overziend hebben bureaucratieën de neiging alleen maar te expanderen en bereiken op een gegeven moment een omvang en clientèle die terugrollen bemoeilijkt, wat niet hoopvol stemt voor de toekomst.
dinsdag 26 mei 2009
Eigendom gekraakt
Recht op eigendom is een voor een markteconomie onmisbare pijler. Als bezit onduidelijk is en daarmee de daaraan verbonden eigendomsrechten, dan drogen investeringen op. Niet alleen omdat bezittingen vaak fungeren als onderpand voor het verkrijgen van leningen. Niemand investeert als het onzeker is of je de vruchten ervan kunt plukken. Dat geldt ook voor woningen. In Nederland kost het daarnaast ook nog eens veel tijd om te investeren in woningen. Vergunningen moeten worden aangevraagd, al gaat dat tegenwoordig sneller dan voorheen. Welstandscommissies moeten hun oordeel geven (waarom eigenlijk vraag je je af als je zoveel lelijkheid om je heen ziet). Het kost helemaal veel tijd als iemand die de woning huurt plaats dient te maken, want de huurbescherming maakt iemand uit je eigendom zetten een zeer moeizame aangelegenheid. De bescherming die de wet aan huurders biedt, doet denken dat het welhaast een doodzonde is.
Deze tijd word je niet altijd gegeven door mensen die zich het recht voorbehouden eigendom van anderen in bezit te nemen en die daar ook mee weg komen. De Colleges van B&W in de vier grootste steden meldden zelfs in een vorig jaar geschreven brief aan het kabinet deze als kraken aangeduide handeling te zien als een nuttige prikkel om leegstand te bestrijden. Waar anders het woord rechtszekerheid bij deze bestuurders voor in de mond ligt en de daaruit voortvloeiende bescherming die de overheid moet bieden aan b.v. generaal-pardonners louter op basis van de perceptie van gewekte verwachtingen, geeft de overheid niet thuis als het om de bescherming van huizenbezit gaat. Wat jezelf tijdelijk niet gebruikt mag ongevraagd door een ander in gebruik worden genomen, al geldt daarbij nu wel een wachttijd van één jaar. Wat is nu een jaar in een beetje een gecompliceerde (gerechtelijke) procedure? Merkwaardig is wel dat als de bestuurders in de grote steden dit zo’n goed werkend mechanisme vinden, zij de bredere toepassing ervan blijkbaar niet toejuichen. Hoewel dit voor fietsen wel bijna opgaat wordt het stelen van voertuigen die ongebruikt langs de kant van de weg staan niet bevorderd.
Net zoals de huidige Nederlandse ontslagwetgeving ervoor zorgt dat ouderen geen banen krijgen aangeboden, zorgt huurbescherming ervoor dat mensen leegstaande woonruimte niet (tijdelijk) te huur aanbieden. Oudere werknemers en huurders hebben met elkaar gemeen, dat als je noodgedwongen afscheid van ze wil nemen je diep in de buidel moet tasten. In plaats van de problemen bij de wortel aan te pakken, concentreert de overheid zich op symptoombestrijding. Naast vele andere oorzaken (met name een grondbeleid dat het aanbod van bouwgrond schaars houdt) worden de problemen op de woningmarkt voor een belangrijk deel ook verklaard door eigendomsrechten die in die zin schimmig zijn dat deze zich slechts moeizaam laten afdwingen als dat nodig is. Daardoor wordt een deel van de weldegelijk beschikbare ruimte niet aangeboden. Zie b.v. de vele leegstaande ‘opslagruimtes’ boven winkelpanden. Opheffen van de verstoring die het kraken veroorzaakt op de woningmarkt zal veel meer mensen aan woonruimte helpen dan de eigenrichting van 1000 à 2000 krakers nu realiseert voor exclusief deze groep. Mensen die grof geweld niet schuwen richting de vertegenwoordigers van dezelfde bestuurders die hen de hand boven het hoofd houden. Waar eigen richting door eigenaren terecht met kracht wordt bestreden, geldt dat niet voor degenen die na een eerdere ontruiming op last van de rechter via dreiging en geweld opnieuw dezelfde ruimte weer voor zichzelf opeisen. Na een jarenlange procedure rond Fort Pannerden, die uiteindelijk resulteerde in de zeer moeizame ontruiming daarvan, stond de overheid blijkbaar machteloos toen kort daarna de antikraakwachters door een overmacht aan krakers daar weer onder dreiging van geweld uit werd verwijderd. Wie de rechtsstaat wil beschermen moet ervoor zorgen dat een dergelijke grens nooit wordt overschreden.
Gemeenten hebben binnen de bestaande wettelijke kaders genoeg instrumenten om ongewenste leegstand aan te pakken. Dat begint bij de mogelijkheid tot het aanschrijven en aanspreken van eigenaren die zonder goede reden woonruimte langdurig leeg laten staan, maar kan ook via een leegstandsheffing of juridische machtsmiddelen om eigenaren aan te sporen iets met het ongebruikte bezit te doen. Overigens ben ik persoonlijk van mening dat het de overheid niets aangaat wat iemand met zijn bezit doet, zo lang de eigenaar zich aan de wet houdt. Het toestaan van kraken is dan ook een brevet van gemeentelijk onvermogen. De eigen richting die kraken is heeft de neiging zich uit te breiden naar andere terreinen, aangezien de krakers zich onaantastbaar wanen. Kraakpanden zijn broeinesten van illegale activiteiten als wietplantages, illegale horeca, heling van gestolen goederen en zijn een verblijfplaats van illegalen en voortvluchtigen, tot ETA-terroristen aan toe. De hoogste tijd om hieraan radicaal een einde te maken en voortaan het recht op eigendom te respecteren.
Deze tijd word je niet altijd gegeven door mensen die zich het recht voorbehouden eigendom van anderen in bezit te nemen en die daar ook mee weg komen. De Colleges van B&W in de vier grootste steden meldden zelfs in een vorig jaar geschreven brief aan het kabinet deze als kraken aangeduide handeling te zien als een nuttige prikkel om leegstand te bestrijden. Waar anders het woord rechtszekerheid bij deze bestuurders voor in de mond ligt en de daaruit voortvloeiende bescherming die de overheid moet bieden aan b.v. generaal-pardonners louter op basis van de perceptie van gewekte verwachtingen, geeft de overheid niet thuis als het om de bescherming van huizenbezit gaat. Wat jezelf tijdelijk niet gebruikt mag ongevraagd door een ander in gebruik worden genomen, al geldt daarbij nu wel een wachttijd van één jaar. Wat is nu een jaar in een beetje een gecompliceerde (gerechtelijke) procedure? Merkwaardig is wel dat als de bestuurders in de grote steden dit zo’n goed werkend mechanisme vinden, zij de bredere toepassing ervan blijkbaar niet toejuichen. Hoewel dit voor fietsen wel bijna opgaat wordt het stelen van voertuigen die ongebruikt langs de kant van de weg staan niet bevorderd.
Net zoals de huidige Nederlandse ontslagwetgeving ervoor zorgt dat ouderen geen banen krijgen aangeboden, zorgt huurbescherming ervoor dat mensen leegstaande woonruimte niet (tijdelijk) te huur aanbieden. Oudere werknemers en huurders hebben met elkaar gemeen, dat als je noodgedwongen afscheid van ze wil nemen je diep in de buidel moet tasten. In plaats van de problemen bij de wortel aan te pakken, concentreert de overheid zich op symptoombestrijding. Naast vele andere oorzaken (met name een grondbeleid dat het aanbod van bouwgrond schaars houdt) worden de problemen op de woningmarkt voor een belangrijk deel ook verklaard door eigendomsrechten die in die zin schimmig zijn dat deze zich slechts moeizaam laten afdwingen als dat nodig is. Daardoor wordt een deel van de weldegelijk beschikbare ruimte niet aangeboden. Zie b.v. de vele leegstaande ‘opslagruimtes’ boven winkelpanden. Opheffen van de verstoring die het kraken veroorzaakt op de woningmarkt zal veel meer mensen aan woonruimte helpen dan de eigenrichting van 1000 à 2000 krakers nu realiseert voor exclusief deze groep. Mensen die grof geweld niet schuwen richting de vertegenwoordigers van dezelfde bestuurders die hen de hand boven het hoofd houden. Waar eigen richting door eigenaren terecht met kracht wordt bestreden, geldt dat niet voor degenen die na een eerdere ontruiming op last van de rechter via dreiging en geweld opnieuw dezelfde ruimte weer voor zichzelf opeisen. Na een jarenlange procedure rond Fort Pannerden, die uiteindelijk resulteerde in de zeer moeizame ontruiming daarvan, stond de overheid blijkbaar machteloos toen kort daarna de antikraakwachters door een overmacht aan krakers daar weer onder dreiging van geweld uit werd verwijderd. Wie de rechtsstaat wil beschermen moet ervoor zorgen dat een dergelijke grens nooit wordt overschreden.
Gemeenten hebben binnen de bestaande wettelijke kaders genoeg instrumenten om ongewenste leegstand aan te pakken. Dat begint bij de mogelijkheid tot het aanschrijven en aanspreken van eigenaren die zonder goede reden woonruimte langdurig leeg laten staan, maar kan ook via een leegstandsheffing of juridische machtsmiddelen om eigenaren aan te sporen iets met het ongebruikte bezit te doen. Overigens ben ik persoonlijk van mening dat het de overheid niets aangaat wat iemand met zijn bezit doet, zo lang de eigenaar zich aan de wet houdt. Het toestaan van kraken is dan ook een brevet van gemeentelijk onvermogen. De eigen richting die kraken is heeft de neiging zich uit te breiden naar andere terreinen, aangezien de krakers zich onaantastbaar wanen. Kraakpanden zijn broeinesten van illegale activiteiten als wietplantages, illegale horeca, heling van gestolen goederen en zijn een verblijfplaats van illegalen en voortvluchtigen, tot ETA-terroristen aan toe. De hoogste tijd om hieraan radicaal een einde te maken en voortaan het recht op eigendom te respecteren.
zondag 3 mei 2009
Structural reforms are what we need
At the beginning of this century the so called ‘new economy’ promised us a never ending period of economic prosperity. Economies had changed so much that recessions were something of the past and otherwise we could rely on the capabilities of (monetary) authorities to manage the economy in the right direction. Now, some say that a long period of stagnation has started. Only the government can save us, by spending lots of money. Both thoughts show that economic forecasts are often no more than extrapolations of present circumstances. Turnings are often overlooked. Another peculiar feature is to say that economic regularities from the past do not longer apply. Special circumstances require, so to say, special measures. The question is, however, what is wise economic policy?
First here is what we must not do:
· Increase government spending. This results into huge deficits and further increases the already enormous grip that governments have on economies in Western Europe. Eventually, the higher spending of today has to be covered by future taxation. According to an advice by the Dutch Council of Economic Advisors in 2005, lowering adverse taxes by 1 percent GDP will lead to an increase of economic growth by 0.1 to 0.2 percent per year. This doesn’t seem much, but accumulated over a long period of time it is enough to explain differences in economic growth outcomes in the western world between frontrunners and laggards. It’s rather odd to hear that some of these advisors are now recommending higher government spending and higher deficits. High taxes choke economic growth and hinder entrepreneurship and innovation. Every increase in government spending should be valued separately on its own merits. No extra money must be spend if there’s no economic return. Even if more spending would be a good idea, then it still takes time for the government to put together a sound investment programme. In the mean, time economic circumstances can be totally different. These stimulus packages have been called ‘straw fires’ by the German economist Sinn. They burn vigorously but after a short time extinguish quickly. Spending an extra 5 billion euro corresponds to 1 percent of Dutch GDP. This hardly makes a difference in stopping the economic downturn, but makes a significant contribution in derailing the government budget. This is because such a stimulus comes on top of an autonomous increase in spending, due to the working of ‘economic stabilisers’, such as extra unemployment benefits.
· Nationalisation of financial institutions. Governments should not buy financial institutions and should not intervene in the daily management of these companies. Extra funding by governments has by and large vanished due to the enormous depreciations on bad loans. Government ownership is no guarantee for good management, as state companies like the Dutch railways prove every day. The lack of markets explains recent failures of semi-public organisations in healthcare and public housing in the Netherlands (Orbis, Philadelphia, Meavita, Woonbron, IJsselmeerziekenhuizen). Often well-known politicians were on the governing boards of these organisations and unable to prevent bankruptcy and misuse of public funds.
· Interfere in remuneration policies in private companies. Remuneration is a matter of (individual) employers and employees or their representatives. Performance pay and bonuses have proved to be useful incentives for generating extra effort and therefore better outcomes. Excesses in the past have especially been caused by a distorted balance of power between shareholders and the board of directors. Introducing legislation based on jealousy is just as short sighted as some remunerations packages are.
What is it that we should do:
· Make better rules, that are enforced adequately, and restore norms and values. The present crisis has especially monetary causes, just as most economic downturns in the past. Expansionary monetary policies, especially in the US, has caused bubbles on asset markets that were not sustainable. Inadequate legislation and lax enforcement of these rules in combination with behaviour that rewarded an aggressive focus on making short term profits, gave the decisive and fatal push. On the one hand this shows the strength of the market mechanism, on the other hand it makes clear the necessity to control it in some way. New rules of the game, as agreed upon by the G20, are necessary as well as reforming the IMF and Worldbank.
· Focus on restructuring the financial sector. Government policies that try to maintain effective demand focus is fighting symptoms. How negative it is from a moral point of view, right now we need to free banks from their worthless assets. Let them go bankrupt is unfortunately no feasible solution. Authorities have forsaken their duties for many years and now can not afford not to interfere. The foregoing also means that authorities should restrict their interventions to the financial sector. The recession must do its healing work in the rest of the economy through a process of (creative) destruction. Car makers should be left alone by the government.
· Stimulate capabilities to adapt. The earlier the financial sector is restructured, the sooner the economy can recover. Measures that can increase the ability to adapt are therefore more than welcome. In the Netherlands firing costs should be lowered, combat the poverty trap that makes having a benefit financially more attractive than a low paid job, do not introduce part time unemployment benefits that lock workers in unproductive jobs etc. Internationally this means that world trade flows should go on. If the volume of world trade further decreases this will mean an enormous threat and will lead to a further deepening and widening of the recession by also lengthening it. Politicians and other authorities that are right now stumbling over each other to show how good they are in stimulating the economy by extra government spending, could much better have spent their time in finishing the Doha-round and concluding an agreement to further decrease obstacles for world trade. The decision by the EU to reinstall export subsidies for agriculture products is very damaging and shifts on the recession towards developing countries.
In the past, recessions have been used in the Netherlands for implementing structural reforms. This has made that our starting position is now much better than it was in previous recessions. Recessions are inevitable, good policy is a matter of choice.
First here is what we must not do:
· Increase government spending. This results into huge deficits and further increases the already enormous grip that governments have on economies in Western Europe. Eventually, the higher spending of today has to be covered by future taxation. According to an advice by the Dutch Council of Economic Advisors in 2005, lowering adverse taxes by 1 percent GDP will lead to an increase of economic growth by 0.1 to 0.2 percent per year. This doesn’t seem much, but accumulated over a long period of time it is enough to explain differences in economic growth outcomes in the western world between frontrunners and laggards. It’s rather odd to hear that some of these advisors are now recommending higher government spending and higher deficits. High taxes choke economic growth and hinder entrepreneurship and innovation. Every increase in government spending should be valued separately on its own merits. No extra money must be spend if there’s no economic return. Even if more spending would be a good idea, then it still takes time for the government to put together a sound investment programme. In the mean, time economic circumstances can be totally different. These stimulus packages have been called ‘straw fires’ by the German economist Sinn. They burn vigorously but after a short time extinguish quickly. Spending an extra 5 billion euro corresponds to 1 percent of Dutch GDP. This hardly makes a difference in stopping the economic downturn, but makes a significant contribution in derailing the government budget. This is because such a stimulus comes on top of an autonomous increase in spending, due to the working of ‘economic stabilisers’, such as extra unemployment benefits.
· Nationalisation of financial institutions. Governments should not buy financial institutions and should not intervene in the daily management of these companies. Extra funding by governments has by and large vanished due to the enormous depreciations on bad loans. Government ownership is no guarantee for good management, as state companies like the Dutch railways prove every day. The lack of markets explains recent failures of semi-public organisations in healthcare and public housing in the Netherlands (Orbis, Philadelphia, Meavita, Woonbron, IJsselmeerziekenhuizen). Often well-known politicians were on the governing boards of these organisations and unable to prevent bankruptcy and misuse of public funds.
· Interfere in remuneration policies in private companies. Remuneration is a matter of (individual) employers and employees or their representatives. Performance pay and bonuses have proved to be useful incentives for generating extra effort and therefore better outcomes. Excesses in the past have especially been caused by a distorted balance of power between shareholders and the board of directors. Introducing legislation based on jealousy is just as short sighted as some remunerations packages are.
What is it that we should do:
· Make better rules, that are enforced adequately, and restore norms and values. The present crisis has especially monetary causes, just as most economic downturns in the past. Expansionary monetary policies, especially in the US, has caused bubbles on asset markets that were not sustainable. Inadequate legislation and lax enforcement of these rules in combination with behaviour that rewarded an aggressive focus on making short term profits, gave the decisive and fatal push. On the one hand this shows the strength of the market mechanism, on the other hand it makes clear the necessity to control it in some way. New rules of the game, as agreed upon by the G20, are necessary as well as reforming the IMF and Worldbank.
· Focus on restructuring the financial sector. Government policies that try to maintain effective demand focus is fighting symptoms. How negative it is from a moral point of view, right now we need to free banks from their worthless assets. Let them go bankrupt is unfortunately no feasible solution. Authorities have forsaken their duties for many years and now can not afford not to interfere. The foregoing also means that authorities should restrict their interventions to the financial sector. The recession must do its healing work in the rest of the economy through a process of (creative) destruction. Car makers should be left alone by the government.
· Stimulate capabilities to adapt. The earlier the financial sector is restructured, the sooner the economy can recover. Measures that can increase the ability to adapt are therefore more than welcome. In the Netherlands firing costs should be lowered, combat the poverty trap that makes having a benefit financially more attractive than a low paid job, do not introduce part time unemployment benefits that lock workers in unproductive jobs etc. Internationally this means that world trade flows should go on. If the volume of world trade further decreases this will mean an enormous threat and will lead to a further deepening and widening of the recession by also lengthening it. Politicians and other authorities that are right now stumbling over each other to show how good they are in stimulating the economy by extra government spending, could much better have spent their time in finishing the Doha-round and concluding an agreement to further decrease obstacles for world trade. The decision by the EU to reinstall export subsidies for agriculture products is very damaging and shifts on the recession towards developing countries.
In the past, recessions have been used in the Netherlands for implementing structural reforms. This has made that our starting position is now much better than it was in previous recessions. Recessions are inevitable, good policy is a matter of choice.
zaterdag 4 april 2009
Deze tijd vraagt om structurele hervormingen
De ‘nieuwe economie’ aan het begin van deze eeuw beloofde een tijdperk in te luiden van onophoudelijke groei. De economie was zo veranderd dat recessies tot het verleden behoorden en anders was er wel de stuurmanskunst van de (monetaire) autoriteiten. Nu beweren sommigen dat er een periode is aangebroken van aanhoudende negatieve groei en alleen de overheid ons kan redden, met name door flink geld uit te geven. Beide gedachten laten zien dat het doen van economische voorspellingen vaak neerkomt op het extrapoleren van de huidige situatie. Conjunctuuromslagen worden vaak niet voorzien. Een andere neiging is om te denken dat oude wetmatigheden niet langer gelden. Uitzonderlijke tijden als het huidige tijdsgewricht vereisen uitzonderlijke maatregelen. De vraag is wat is nu economisch gezien wijs beleid?
Wat moeten we niet doen:
· Opvoeren van de overheidsbestedingen. Dit jaagt de tekorten op tot grote hoogte en voert het beslag dat de overheid legt op de economie op. Via belastingheffing zullen de huidige uitgaven ooit weer moeten worden gedekt. Volgens de nu opgeheven Raad van Economisch Adviseurs in zijn advies bij de Miljoenennota 2006 leidt het verlagen van verstorende belastingen met een omvang van één procent BBP tot een permanente groeitoename van tussen de 0,1 en 0,2 procentpunt per jaar. Dat lijkt weinig maar gecumuleerd over meerdere jaren is het voldoende om het verschil tussen koplopers en achterblijvers qua economische prestaties te verklaren. Het is dan ook wonderlijk om sommige van deze adviseurs nu te horen pleiten voor meer uitgaven en hogere tekorten. Hoge belastingen verstikken de economie en remmen ondernemerschap en innovatie. Elke extra overheidsbesteding moet op z’n eigen merites worden beoordeeld en moet achterwege blijven als dit economisch niets oplevert. Zelfs al zou meer geld uitgeven een goed idee zijn, dan geldt nog steeds dat voordat de overheid een grootscheeps ‘investeringsprogramma’ heeft opgetuigd de conjunctuur al weer kan zijn omgeslagen. De Duitse econoom Sinn betitelde extra overheidsuitgaven vorig jaar als strovuren, die opflakkeren en daarna weer snel uitdoven. Een bedrag van €5 miljard aan extra uitgaven komt overeen met 1%-punt van het BBP en zet dus nauwelijks zoden aan de dijk terwijl het de openbare financiën wel ontregelt. Dat laatste komt mede doordat als gevolg van de werking van ‘automatische stabilisatoren’ de overheidsuitgaven in een recessie min of meer autonoom al sterk stijgen.
· Nationaliseren van financiële instellingen. De overheid moet niet de aandelen verwerven van financiële instellingen en zich al helemaal niet bemoeien met de bedrijfsvoering. Extra stortingen van aandelenkapitaal verdwijnen in de bodemloze put van de afschrijvingen op slechte leningen. Dat staatseigendom geen garantie is voor een goede bedrijfsvoering bewijzen de NS en Prorail. Het ontbreken van marktpartijen is een belangrijke verklaring voor het recente falen van organisaties als Orbis, Philadelphia, Meavita, Woonbron, IJsselmeerziekenhuizen etc. met vaak prominente politici als toezichthouders.
· Bemoeien met de beloningsverhoudingen in bedrijven. Beloning is een zaak van werkgevers en werknemers en hun vertegenwoordigers. Prestatiebeloning en dus ook bonussen zijn een nuttig beloningsinstrument. Excessen uit het verleden zijn vooral toe te schrijven aan onevenwichtige krachtsverhoudingen tussen aandeelhouders en raad van bestuur. Jaloeziewetgeving is net zo kortzichtig als veel beloningspakketten dat zijn.
Wat kunnen we wel doen:
· Betere regels die adequaat gehandhaafd worden en herstel van normen en waarden. De huidige crisis kent, net als zovele in het verleden, vooral monetaire oorzaken. Door een te ruim monetair beleid in met name de VS zijn luchtbellen ontstaan op verschillende vermogensmarkten, die uiteindelijk zijn geknapt. Slechte regels en een gebrekkige handhaving daarvan alsmede agressief, puur op korte termijnwinst gericht gedrag van marktpartijen gaven het beslissende zetje. Het toont enerzijds de kracht van het marktmechanisme, anderzijds de noodzaak dit in goede banen te leiden. Het in G20-verband afspreken van nieuwe spelregels is daarom een goed initiatief, net als het overdenken van de rol van IMF en Wereldbank.
· Beperk je tot het saneren van de financiële sector. Overheidsbeleid dat probeert de vraag op gang te houden richt zich op symptoombestrijding. Hoe moreel laakbaar het ook is, banken moeten worden verlost van hun waardeloze activa. Failliet laten gaan is in de huidige omstandigheden helaas niet mogelijk. Autoriteiten hebben jarenlang de andere kant op gekeken en kunnen zich het niet veroorloven om nu niet in te grijpen. Anderzijds geldt: beperk je ook tot de financiële sector en laat voor de rest een recessie zijn sanerende (en in die zin heilzame) werk doen.
· Bevorder het aanpassingsvermogen. Hoe sneller de financiële sector is gesaneerd des te eerder kan de economie zich herstellen. Maatregelen die dit aanpassingsvermogen vergroten zijn dan ook zeer welkom. In Nederland gaat het dan om het verlagen van de te hoge ontslagkosten, geen deeltijd-WW dat personeel vasthoudt in kansloze banen, bestrijden van de armoedeval etc. Internationaal betekent dat vooral het openhouden van wereldhandelsstromen. Het inzakken van de internationale handel vormt een enorme bedreiging en lijkt er op dit moment aan bij te dragen dat de recessie zich verdiept en qua tijdsduur zal verlengen. Autoriteiten die over elkaar heen buitelen om stimuleringspakketten aan de man te brengen, kunnen zich veel beter richten op het nu eindelijk voltooien van de Doha-ronde en het verminderen van belemmeringen voor de wereldhandel. Ook het besluit van de EU om exportsubsidies voor landbouwproducten in ere te herstellen is buitengewoon schadelijk en wentelt de recessie af op ontwikkelingslanden.
Recessies zijn in het verleden vaker benut voor het doorvoeren van structurele hervormingen. Doordat van de nood een deugd werd gemaakt, staan we er nu veel beter voor. Recessies zijn onvermijdelijk, goed beleid is echter een keuze.
Wat moeten we niet doen:
· Opvoeren van de overheidsbestedingen. Dit jaagt de tekorten op tot grote hoogte en voert het beslag dat de overheid legt op de economie op. Via belastingheffing zullen de huidige uitgaven ooit weer moeten worden gedekt. Volgens de nu opgeheven Raad van Economisch Adviseurs in zijn advies bij de Miljoenennota 2006 leidt het verlagen van verstorende belastingen met een omvang van één procent BBP tot een permanente groeitoename van tussen de 0,1 en 0,2 procentpunt per jaar. Dat lijkt weinig maar gecumuleerd over meerdere jaren is het voldoende om het verschil tussen koplopers en achterblijvers qua economische prestaties te verklaren. Het is dan ook wonderlijk om sommige van deze adviseurs nu te horen pleiten voor meer uitgaven en hogere tekorten. Hoge belastingen verstikken de economie en remmen ondernemerschap en innovatie. Elke extra overheidsbesteding moet op z’n eigen merites worden beoordeeld en moet achterwege blijven als dit economisch niets oplevert. Zelfs al zou meer geld uitgeven een goed idee zijn, dan geldt nog steeds dat voordat de overheid een grootscheeps ‘investeringsprogramma’ heeft opgetuigd de conjunctuur al weer kan zijn omgeslagen. De Duitse econoom Sinn betitelde extra overheidsuitgaven vorig jaar als strovuren, die opflakkeren en daarna weer snel uitdoven. Een bedrag van €5 miljard aan extra uitgaven komt overeen met 1%-punt van het BBP en zet dus nauwelijks zoden aan de dijk terwijl het de openbare financiën wel ontregelt. Dat laatste komt mede doordat als gevolg van de werking van ‘automatische stabilisatoren’ de overheidsuitgaven in een recessie min of meer autonoom al sterk stijgen.
· Nationaliseren van financiële instellingen. De overheid moet niet de aandelen verwerven van financiële instellingen en zich al helemaal niet bemoeien met de bedrijfsvoering. Extra stortingen van aandelenkapitaal verdwijnen in de bodemloze put van de afschrijvingen op slechte leningen. Dat staatseigendom geen garantie is voor een goede bedrijfsvoering bewijzen de NS en Prorail. Het ontbreken van marktpartijen is een belangrijke verklaring voor het recente falen van organisaties als Orbis, Philadelphia, Meavita, Woonbron, IJsselmeerziekenhuizen etc. met vaak prominente politici als toezichthouders.
· Bemoeien met de beloningsverhoudingen in bedrijven. Beloning is een zaak van werkgevers en werknemers en hun vertegenwoordigers. Prestatiebeloning en dus ook bonussen zijn een nuttig beloningsinstrument. Excessen uit het verleden zijn vooral toe te schrijven aan onevenwichtige krachtsverhoudingen tussen aandeelhouders en raad van bestuur. Jaloeziewetgeving is net zo kortzichtig als veel beloningspakketten dat zijn.
Wat kunnen we wel doen:
· Betere regels die adequaat gehandhaafd worden en herstel van normen en waarden. De huidige crisis kent, net als zovele in het verleden, vooral monetaire oorzaken. Door een te ruim monetair beleid in met name de VS zijn luchtbellen ontstaan op verschillende vermogensmarkten, die uiteindelijk zijn geknapt. Slechte regels en een gebrekkige handhaving daarvan alsmede agressief, puur op korte termijnwinst gericht gedrag van marktpartijen gaven het beslissende zetje. Het toont enerzijds de kracht van het marktmechanisme, anderzijds de noodzaak dit in goede banen te leiden. Het in G20-verband afspreken van nieuwe spelregels is daarom een goed initiatief, net als het overdenken van de rol van IMF en Wereldbank.
· Beperk je tot het saneren van de financiële sector. Overheidsbeleid dat probeert de vraag op gang te houden richt zich op symptoombestrijding. Hoe moreel laakbaar het ook is, banken moeten worden verlost van hun waardeloze activa. Failliet laten gaan is in de huidige omstandigheden helaas niet mogelijk. Autoriteiten hebben jarenlang de andere kant op gekeken en kunnen zich het niet veroorloven om nu niet in te grijpen. Anderzijds geldt: beperk je ook tot de financiële sector en laat voor de rest een recessie zijn sanerende (en in die zin heilzame) werk doen.
· Bevorder het aanpassingsvermogen. Hoe sneller de financiële sector is gesaneerd des te eerder kan de economie zich herstellen. Maatregelen die dit aanpassingsvermogen vergroten zijn dan ook zeer welkom. In Nederland gaat het dan om het verlagen van de te hoge ontslagkosten, geen deeltijd-WW dat personeel vasthoudt in kansloze banen, bestrijden van de armoedeval etc. Internationaal betekent dat vooral het openhouden van wereldhandelsstromen. Het inzakken van de internationale handel vormt een enorme bedreiging en lijkt er op dit moment aan bij te dragen dat de recessie zich verdiept en qua tijdsduur zal verlengen. Autoriteiten die over elkaar heen buitelen om stimuleringspakketten aan de man te brengen, kunnen zich veel beter richten op het nu eindelijk voltooien van de Doha-ronde en het verminderen van belemmeringen voor de wereldhandel. Ook het besluit van de EU om exportsubsidies voor landbouwproducten in ere te herstellen is buitengewoon schadelijk en wentelt de recessie af op ontwikkelingslanden.
Recessies zijn in het verleden vaker benut voor het doorvoeren van structurele hervormingen. Doordat van de nood een deugd werd gemaakt, staan we er nu veel beter voor. Recessies zijn onvermijdelijk, goed beleid is echter een keuze.
woensdag 18 maart 2009
Luchtbel
Een nuttige vuistregel voor doorgewinterde beleggers was in vroeger dagen dat als het gesprek op verjaardagsfeestjes of bij de kapper ging over welke aandelen je moest kopen het tijd werd om de eigen portefeuille af te bouwen. Er is dan duidelijk sprake van een luchtbel, die iedereen de illusie geeft een goede belegger te zijn. Iets soortgelijks geldt nu voor de economische wetenschap. In deze tijden van crisis buitelen niet-economen over elkaar heen om te vertellen waarom de wel-economen het mis hadden. NRC Handelsblad van 1 maart jl. bevat hiervan een paar sterke staaltjes in een artikel in de zaterdagbijlage over de terugkeer van ideologie in de politiek als gevolg van de kredietcrisis. Een hoogleraar politieke filosofie in Oxford en Nijmegen, Graham Lock, meldt opgetogen: “De tanende belangstelling voor het wereldbeeld van mensen als Bolkestein lijkt mij erg gezond”. Hoogleraar godsdienstwijsbegeerte en prominent CDA-lid Henk Vroom noemt het idee dat naar eigenbelang handelende mensen tezamen het publiek welbevinden vergroten “puur bijgeloof”. Dat wil zeggen niet anders “dan het geloof in elfjes of kabouters”. Paul Kalma, thans Tweede Kamerlid voor de PvdA, wil dat het taboe op de nationalisatie van banken definitief “wordt gekraakt”. Hetzelfde geldt voor de universele geldigheid van vrijhandel. Volgens hem is protectie niet altijd verkeerd.
Het is nogal wat als er op deze manier door mensen van ‘buiten’ aan de fundamenten wordt gemorreld van een wetenschap die op zijn minst teruggaat tot 1776 toen Adam Smith zijn beroemde boek The wealth of nations publiceerde. Het zijn uitspraken die, als je ze in het perspectief probeert te plaatsen van andere wetenschappen, vergelijkbaar zijn met het ontkennen van de zwaartekracht of beweren dat de zon om de aarde draait.
De vraag is of deze mensen alleen beschikken over een korte termijn geheugen dat is overweldigd door recente gebeurtenissen en of zij zijn behept met extreme ideologische vooroordelen? Bovenstaande uitspraken gooien in ieder geval het kind met het badwater weg. Door de buitengewoon sterke positieve kracht die van het marktmechanisme uitgaat te ontkennen, wordt voorbijgegaan aan het feit dat met de markt als het dominante coördinatiemechanisme in hoge mate ons (nog steeds) hoge welvaartsniveau wordt verklaard. We hoeven alleen maar het klassieke voorbeeld van het economisch falen van de Sovjet-Unie in herinnering te roepen of anders de nationalisatiegolf die president Mitterrand in 1983 in Frankrijk vlak na zijn aantreden meende te moeten ontketenen met desastreuze economische gevolgen. Er is geen beter mechanisme voor het creëren van welvaart en het coördineren van economische activiteiten van eigen belang najagende mensen dan via de markt. Tegelijkertijd is het zo dat die markt geen moraal heeft, zoals critici tegenwerpen. Dat klopt net zo goed als dat een auto een vervoermiddel is van A naar B. Waar het marktmechanisme voor zorgt is dat economische activiteiten op de meest efficiënte en effectieve manier worden uitgevoerd. Op dit vlak kent de markt geen rivaal en is er dus ook geen alternatief voor het marktmechanisme, de praktijk in vele Afrikaanse landen toont dat nog dagelijks aan.
Of processen überhaupt nuttig zijn om wat voor reden dan ook doet niet ter zake. Economen ervaren de voorkeuren van de deelnemers aan het economisch proces als een gegeven, waarover zij geen uitspraak doen. Voor de moraal zullen we dus zelf moeten zorgen. Dat doen we door grenzen te stellen aan de markt via regels of het uitsluiten van bepaalde domeinen voor marktwerking, door onze eigen normen en waarden te definiëren niet enkel en alleen op economische gronden en door deze regels en normen te handhaven om te voorkomen dat ze een loze letter of een papieren moraal worden. Daarop richt zich ook de in analytische zin veel beter onderbouwde kritiek van Ronald van Raak, Kamerlid van de SP, in hetzelfde NRC-artikel. Hij noemt de crisis niet alleen een morele kwestie maar ook een systeemkwestie. “Het systeem brengt bepaalde waarden voort. Het bevordert die.” Met andere woorden de manier waarop wij onze economische processen hebben ingericht perverteert onze moraal. Dat zou zo maar kunnen, als wij het marktmechanisme met volle kracht en volledig ontketend zijn gang zouden laten. Normen en waarden zijn vaak kwetsbaar gebleken als met de geldbuidel wordt gerammeld. Maar daarvan is geen sprake, getuige de inbedding die we aan economische processen hebben gegeven en de grote rol die de overheid heeft in ons economische bestel. Een inbedding die gestalte heeft gekregen door een grote hoeveelheid regels, die vaak tekortschoten om de creativiteit en weerbarstigheid van het dagelijks economisch leven onder controle te krijgen of te houden en die niet altijd even strikt werden gehandhaafd. Het geeft aan dat die inbedding mensenwerk is en falen van mensen op de loer ligt als gevolg van gebrekkige regels, slechte moraal en nalatige handhaving. Daarmee hebben we de oorzaken van de huidige crisis ook geduid. Financiële crises zijn niet een nieuw fenomeen en voornoemde elementen vinden we in elke crisis terug. Elke tien jaar is er wel ergens in de wereld een bankencrisis verantwoordelijk voor een economische inzinking, zoals ook Friedrich Hayek begin jaren dertig al constateerde. Het unieke aan de huidige periode is de wereldwijde economische recessie die dit oplevert en naar het zich laat aanzien de diepte hiervan. Elke crisis is mensenwerk. De economie leeft wel weer op, mits we het marktmechanisme de gelegenheid geven zijn heilzame werk te doen.
Het is nogal wat als er op deze manier door mensen van ‘buiten’ aan de fundamenten wordt gemorreld van een wetenschap die op zijn minst teruggaat tot 1776 toen Adam Smith zijn beroemde boek The wealth of nations publiceerde. Het zijn uitspraken die, als je ze in het perspectief probeert te plaatsen van andere wetenschappen, vergelijkbaar zijn met het ontkennen van de zwaartekracht of beweren dat de zon om de aarde draait.
De vraag is of deze mensen alleen beschikken over een korte termijn geheugen dat is overweldigd door recente gebeurtenissen en of zij zijn behept met extreme ideologische vooroordelen? Bovenstaande uitspraken gooien in ieder geval het kind met het badwater weg. Door de buitengewoon sterke positieve kracht die van het marktmechanisme uitgaat te ontkennen, wordt voorbijgegaan aan het feit dat met de markt als het dominante coördinatiemechanisme in hoge mate ons (nog steeds) hoge welvaartsniveau wordt verklaard. We hoeven alleen maar het klassieke voorbeeld van het economisch falen van de Sovjet-Unie in herinnering te roepen of anders de nationalisatiegolf die president Mitterrand in 1983 in Frankrijk vlak na zijn aantreden meende te moeten ontketenen met desastreuze economische gevolgen. Er is geen beter mechanisme voor het creëren van welvaart en het coördineren van economische activiteiten van eigen belang najagende mensen dan via de markt. Tegelijkertijd is het zo dat die markt geen moraal heeft, zoals critici tegenwerpen. Dat klopt net zo goed als dat een auto een vervoermiddel is van A naar B. Waar het marktmechanisme voor zorgt is dat economische activiteiten op de meest efficiënte en effectieve manier worden uitgevoerd. Op dit vlak kent de markt geen rivaal en is er dus ook geen alternatief voor het marktmechanisme, de praktijk in vele Afrikaanse landen toont dat nog dagelijks aan.
Of processen überhaupt nuttig zijn om wat voor reden dan ook doet niet ter zake. Economen ervaren de voorkeuren van de deelnemers aan het economisch proces als een gegeven, waarover zij geen uitspraak doen. Voor de moraal zullen we dus zelf moeten zorgen. Dat doen we door grenzen te stellen aan de markt via regels of het uitsluiten van bepaalde domeinen voor marktwerking, door onze eigen normen en waarden te definiëren niet enkel en alleen op economische gronden en door deze regels en normen te handhaven om te voorkomen dat ze een loze letter of een papieren moraal worden. Daarop richt zich ook de in analytische zin veel beter onderbouwde kritiek van Ronald van Raak, Kamerlid van de SP, in hetzelfde NRC-artikel. Hij noemt de crisis niet alleen een morele kwestie maar ook een systeemkwestie. “Het systeem brengt bepaalde waarden voort. Het bevordert die.” Met andere woorden de manier waarop wij onze economische processen hebben ingericht perverteert onze moraal. Dat zou zo maar kunnen, als wij het marktmechanisme met volle kracht en volledig ontketend zijn gang zouden laten. Normen en waarden zijn vaak kwetsbaar gebleken als met de geldbuidel wordt gerammeld. Maar daarvan is geen sprake, getuige de inbedding die we aan economische processen hebben gegeven en de grote rol die de overheid heeft in ons economische bestel. Een inbedding die gestalte heeft gekregen door een grote hoeveelheid regels, die vaak tekortschoten om de creativiteit en weerbarstigheid van het dagelijks economisch leven onder controle te krijgen of te houden en die niet altijd even strikt werden gehandhaafd. Het geeft aan dat die inbedding mensenwerk is en falen van mensen op de loer ligt als gevolg van gebrekkige regels, slechte moraal en nalatige handhaving. Daarmee hebben we de oorzaken van de huidige crisis ook geduid. Financiële crises zijn niet een nieuw fenomeen en voornoemde elementen vinden we in elke crisis terug. Elke tien jaar is er wel ergens in de wereld een bankencrisis verantwoordelijk voor een economische inzinking, zoals ook Friedrich Hayek begin jaren dertig al constateerde. Het unieke aan de huidige periode is de wereldwijde economische recessie die dit oplevert en naar het zich laat aanzien de diepte hiervan. Elke crisis is mensenwerk. De economie leeft wel weer op, mits we het marktmechanisme de gelegenheid geven zijn heilzame werk te doen.
maandag 9 februari 2009
De crisis bestrijden
Het bestrijden van de economische neergang neemt steeds meer het karakter aan van oogkleppen op en staatskas open. Wat de overheid doet is wel gedaan. Te weinig regulering wordt als één van de oorzaken van de financiële crisis gezien. Als er echter één sector is die sterk gereguleerd is, dan is het de financiële. De problemen van bijvoorbeeld ING Direct zijn direct te relateren aan de verplichting om het binnen gehaalde spaargeld te beleggen in het land van herkomst, in casu de VS. Ook de (pas recent opgeheven) verplichting om activa voortdurend tegen marktwaarde op de balans te zetten, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het afboeken van het vermogen van banken.
In Nederland is er ter bestrijding van de crisis ook het overleg in de ‘polder’. De maatregelen die nu worden genomen om werkgevers te plezieren, komen echter het functioneren van de economie niet ten goede. Deeltijd-WW en WTV houden werknemers onnodig vast bij hun oude werkgevers. Op zich begrijpelijk omdat er veel moeite is gedaan mensen binnen te krijgen, maar het gaat hier vaak om goed opgeleide mensen met een prima arbeidsmarktpositie. Wie gaat er nu een baan bijzoeken voor die uren waarover hij/zij ook WW krijgt? Bovendien willen sociale partners de sollicitatieplicht schrappen voor deze uren. Door zo de mobiliteit van arbeid te frustreren, wordt de allocatie daarvan verstoord. Werkgevers die personeel willen behouden moeten deze mensen gewoon betalen en dit niet deels of volledig afwentelen op de overheid. Beter is nog eens te kijken naar de loonstijging in het veel bejubelde Najaarsakkoord van 2008. Deze zou als gevolg van de lage inflatie nu de koopkracht en de bestedingen op peil houden. Dat is korte termijn denken en geldt alleen voor de bedrijven die zich 3 procent salarisverhoging kunnen veroorloven. Dat deze verhoging andere bedrijven de das om doet, wordt veel te snel vergeten.
Welke maatregelen hebben autoriteiten niet genomen maar hadden ze beter wel kunnen nemen? In de eerste plaats kwam eind december het bericht van het mislukken van de Doha-ronde, die het verder vrijmaken van de wereldhandel beoogt. Als er iets is dat wereldwijd welvaartsverhogend werkt, dan is dat het liberaliseren van de wereldhandel. De wereldgroei wordt nu in sterke mate gedrukt door het nauwelijks toenemen van de wereldhandel, zo meldt het IMF in een recente prognose. Een nieuw akkoord had hier een belangrijke impuls kunnen geven.
Een tweede verstoring is het opnieuw optuigen van het protectionistische landbouwbeleid door de EU. Wat de EU doet voor de eigen boeren is nog een zaak die (na zorgvuldige afweging) behoort tot het eigen beleidsdomein, hoe onverstandig de beslissing vanuit economisch oogpunt ook moge zijn. Maar het herstellen van de exportsubsidies voor agrarische producten betekent ook een verstoring van markten in met name ontwikkelingslanden. Met enige demagogisch woordgebruik kan dan ook worden gesteld dat de EU de crisis afwentelt op de meest zwakke landen.
Ten derde buitelen landen nu over elkaar heen om naast de financiële sector ook andere bedrijven te ondersteunen, hoe vaak dit in het verleden ook volkomen zinloos is gebleken. Bedrijven worden niet ineens concurrerend van financiële injecties door overheidsingrijpen. Ergens begrijpen beleidsmakers dat zelf ook wel, aangezien ingrijpen vaak gepaard gaat met concurrentiebeperkende maatregels, zoals protectionistische tendensen. Dit maakt het echter des te zorgelijker.
In Nederland is er ter bestrijding van de crisis ook het overleg in de ‘polder’. De maatregelen die nu worden genomen om werkgevers te plezieren, komen echter het functioneren van de economie niet ten goede. Deeltijd-WW en WTV houden werknemers onnodig vast bij hun oude werkgevers. Op zich begrijpelijk omdat er veel moeite is gedaan mensen binnen te krijgen, maar het gaat hier vaak om goed opgeleide mensen met een prima arbeidsmarktpositie. Wie gaat er nu een baan bijzoeken voor die uren waarover hij/zij ook WW krijgt? Bovendien willen sociale partners de sollicitatieplicht schrappen voor deze uren. Door zo de mobiliteit van arbeid te frustreren, wordt de allocatie daarvan verstoord. Werkgevers die personeel willen behouden moeten deze mensen gewoon betalen en dit niet deels of volledig afwentelen op de overheid. Beter is nog eens te kijken naar de loonstijging in het veel bejubelde Najaarsakkoord van 2008. Deze zou als gevolg van de lage inflatie nu de koopkracht en de bestedingen op peil houden. Dat is korte termijn denken en geldt alleen voor de bedrijven die zich 3 procent salarisverhoging kunnen veroorloven. Dat deze verhoging andere bedrijven de das om doet, wordt veel te snel vergeten.
Welke maatregelen hebben autoriteiten niet genomen maar hadden ze beter wel kunnen nemen? In de eerste plaats kwam eind december het bericht van het mislukken van de Doha-ronde, die het verder vrijmaken van de wereldhandel beoogt. Als er iets is dat wereldwijd welvaartsverhogend werkt, dan is dat het liberaliseren van de wereldhandel. De wereldgroei wordt nu in sterke mate gedrukt door het nauwelijks toenemen van de wereldhandel, zo meldt het IMF in een recente prognose. Een nieuw akkoord had hier een belangrijke impuls kunnen geven.
Een tweede verstoring is het opnieuw optuigen van het protectionistische landbouwbeleid door de EU. Wat de EU doet voor de eigen boeren is nog een zaak die (na zorgvuldige afweging) behoort tot het eigen beleidsdomein, hoe onverstandig de beslissing vanuit economisch oogpunt ook moge zijn. Maar het herstellen van de exportsubsidies voor agrarische producten betekent ook een verstoring van markten in met name ontwikkelingslanden. Met enige demagogisch woordgebruik kan dan ook worden gesteld dat de EU de crisis afwentelt op de meest zwakke landen.
Ten derde buitelen landen nu over elkaar heen om naast de financiële sector ook andere bedrijven te ondersteunen, hoe vaak dit in het verleden ook volkomen zinloos is gebleken. Bedrijven worden niet ineens concurrerend van financiële injecties door overheidsingrijpen. Ergens begrijpen beleidsmakers dat zelf ook wel, aangezien ingrijpen vaak gepaard gaat met concurrentiebeperkende maatregels, zoals protectionistische tendensen. Dit maakt het echter des te zorgelijker.
woensdag 14 januari 2009
Fantoompolitiek
Dankzij de ‘financiële crisis’ is de overheid weer helemaal terug. Een greep uit een aantal recente berichten leert dat het Ministerie van Financiën tientallen vacatures heeft opengesteld om mensen te werven die de crisis moeten aanpakken, een nieuwe financiële infrastructuur ontwerpen en de recent verworven deelnemingen beheren. Lokale bestuurders in Zuid-Limburg willen extra belasting heffen om werkgelegenheidsinitiatieven te financieren. Als de afgelopen tientallen jaren iets geleerd hebben op dit terrein is het dat het scheppen van werkgelegenheid door de overheid een hele dure aangelegenheid is zonder blijvend effect. Extra belastingen belemmeren sowieso de groei. Het Ministerie van SZW heeft ‘taskforces’ in het leven geroepen om deeltijdwerkers te stimuleren om meer uren te werken en om werkgevers aan te zetten meer werknemers van boven de 45 aan te nemen. Hiermee zijn miljoenenbedragen gemoeid. Dat het hierbij gaat om symptoombestrijding mag niet deren, want voor het bewaren van de lieve vrede in de coalitie mogen de achterliggende oorzaken niet worden aangepakt. Deeltijders werken vooral niet meer uren omdat het financieel niets oplevert als gekeken wordt naar het totale huishoudinkomen. Dat komt door de hoge belasting- en premiedruk in ons land en de neiging alles inkomensafhankelijk te maken onder de dooddoener ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’. Eerder is in deze kolommen al opgemerkt dat dit onderhand erop neerkomt dat de sterkste schouders alle lasten dragen.
Dan is er nog beleid dat ingegeven is door politieke correctheid en dat jacht maakt op fantomen. Zo is op basis van loongegevens door de Arbeidsinspectie (AI) berekend dat er grote beloningsverschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Voor een aanzienlijk deel zijn deze ook volgens de AI terug te voeren op zgn. ‘objectieve’ verschillen als de sectoren waarin mensen werkzaam zijn of dat ze voltijds of in deeltijd werken. Een restant van 6%-punt blijft onverklaard, reden voor politici uit linkse en feministische hoek om hard ‘discriminatie’ te roepen. Wie de economische literatuur op dit terrein bestudeert, zal echter zien dat een dergelijk ‘onverklaarbaar’ deel internationaal heel gewoon is. De verklaring voor het onverklaarbare is dat werkgevers niet op hun achterhoofd zijn gevallen. Vrouwen gedragen zich anders dan mannen op de arbeidsmarkt en zullen als puntje bij paaltje komt eerder hun gezinsleven voorrang geven. Dit mindere ‘commitment’ leidt ertoe dat werkgevers hierop anticiperend terughoudender zijn in het belonen en promoveren van vrouwen, tenzij deze zich helemaal hebben aangepast aan de mores in hun ‘mannensector’. Het is één van de redenen waarom er typisch mannelijke en typisch vrouwelijke beroepen en dito sectoren bestaan. Die werkgevers die graag vrouwen in dienst willen nemen, weten dat ze vooral oog moeten hebben voor secundaire arbeidsvoorwaarden als verlofregelingen en de betaling daarvan. Aan dit verschil doet geen overheidscampagne iets af.
Tenslotte is er nog het beleid waarvan men veel verwacht maar dat deze belofte nooit heeft ingelost. De Regeling dienstverlening aan huis is hiervan een voorbeeld. De politiek ziet al jaren een enorme behoefte onder tweeverdieners voor het inhuren van mensen die allerhande klusjes in en om het huis voor hun rekening kunnen nemen. Om de concurrentie met zwart werken aan te gaan is men bereid er veel belastinggeld tegen aan te gooien. Het komt echter in niemand op dat de prijs van arbeid aan de zgn. onderkant van de arbeidsmarkt sowieso veel te hoog is. En ook vraagt niemand zich af of er wel voldoende mensen te vinden zijn die tegen een lage beloning deze klusjes willen uitvoeren. De ervaring in b.v. de land- en tuinbouw stemt wat dat betreft niet vrolijk. De meeste werklozen hebben een reserveringsloon dat ruim boven het niveau van hun uitkering ligt. Kortom, het is veel waarschijnlijker dat dit verwachte potentieel nooit zal worden gerealiseerd.Het voorgaande illustreert waar de politiek mee bezig is. Men overschat de eigen instrumenten en mogelijkheden, er is een enorme focus op details, eigen stokpaarden worden veelvuldig van stal gehaald en nuchter nadenken moet wijken voor ideologie. Sturen op hoofdlijnen en een belasting- en uitkeringsstelsel ontwerpen dat initiatief stimuleert en niets doen bestraft is te veel gevraagd.
Dan is er nog beleid dat ingegeven is door politieke correctheid en dat jacht maakt op fantomen. Zo is op basis van loongegevens door de Arbeidsinspectie (AI) berekend dat er grote beloningsverschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Voor een aanzienlijk deel zijn deze ook volgens de AI terug te voeren op zgn. ‘objectieve’ verschillen als de sectoren waarin mensen werkzaam zijn of dat ze voltijds of in deeltijd werken. Een restant van 6%-punt blijft onverklaard, reden voor politici uit linkse en feministische hoek om hard ‘discriminatie’ te roepen. Wie de economische literatuur op dit terrein bestudeert, zal echter zien dat een dergelijk ‘onverklaarbaar’ deel internationaal heel gewoon is. De verklaring voor het onverklaarbare is dat werkgevers niet op hun achterhoofd zijn gevallen. Vrouwen gedragen zich anders dan mannen op de arbeidsmarkt en zullen als puntje bij paaltje komt eerder hun gezinsleven voorrang geven. Dit mindere ‘commitment’ leidt ertoe dat werkgevers hierop anticiperend terughoudender zijn in het belonen en promoveren van vrouwen, tenzij deze zich helemaal hebben aangepast aan de mores in hun ‘mannensector’. Het is één van de redenen waarom er typisch mannelijke en typisch vrouwelijke beroepen en dito sectoren bestaan. Die werkgevers die graag vrouwen in dienst willen nemen, weten dat ze vooral oog moeten hebben voor secundaire arbeidsvoorwaarden als verlofregelingen en de betaling daarvan. Aan dit verschil doet geen overheidscampagne iets af.
Tenslotte is er nog het beleid waarvan men veel verwacht maar dat deze belofte nooit heeft ingelost. De Regeling dienstverlening aan huis is hiervan een voorbeeld. De politiek ziet al jaren een enorme behoefte onder tweeverdieners voor het inhuren van mensen die allerhande klusjes in en om het huis voor hun rekening kunnen nemen. Om de concurrentie met zwart werken aan te gaan is men bereid er veel belastinggeld tegen aan te gooien. Het komt echter in niemand op dat de prijs van arbeid aan de zgn. onderkant van de arbeidsmarkt sowieso veel te hoog is. En ook vraagt niemand zich af of er wel voldoende mensen te vinden zijn die tegen een lage beloning deze klusjes willen uitvoeren. De ervaring in b.v. de land- en tuinbouw stemt wat dat betreft niet vrolijk. De meeste werklozen hebben een reserveringsloon dat ruim boven het niveau van hun uitkering ligt. Kortom, het is veel waarschijnlijker dat dit verwachte potentieel nooit zal worden gerealiseerd.Het voorgaande illustreert waar de politiek mee bezig is. Men overschat de eigen instrumenten en mogelijkheden, er is een enorme focus op details, eigen stokpaarden worden veelvuldig van stal gehaald en nuchter nadenken moet wijken voor ideologie. Sturen op hoofdlijnen en een belasting- en uitkeringsstelsel ontwerpen dat initiatief stimuleert en niets doen bestraft is te veel gevraagd.
Abonneren op:
Posts (Atom)